waarna Dante als herboren oprijst en zich gereinigd en geschikt gevoelt tot den opgang naar de sterren, - waarmede het ‘Purgatorio’ besloten wordt en het ‘Paradiso’ aanvangt.
De hier door Dante verheerlijkte Mathilde, markgravin van Toscane, geboren in 1046, dochter van Bonifacius III, markgraaf van Toscane, en van Beatrix, was bij den dood van haren vader in 1054 de erfgename van een der machtigste Staten van Italië, maar zij zelve aanvaardde de regeering eerst na den dood van hare moeder in 1076. Zij bezat een standvastig karakter, moed en groote begaafdheden. Tweemalen was zij gehuwd: met Godfried den Bultenaar, hertog van Lotharingen, en met Welf V, hertog van Beieren, doch de eerste had haars inziens te veel sympathie voor keizer Hendrik IV, en de tweede, hoewel een vijand van dezen vorst, was niet standvastig genoeg in zijnen haat, en beiden konden niet met eene vrouw leven, welke zóó sterk aan de Katholieke Kerk gehecht was. Hare aanhangers verzekeren, dat zij in den ongehuwden staat wenschte te blijven; hare vijanden beweren, dat zij deze onverschilligheid niet gevoelde voor Gregorius VII, dien zij altijd vergezelde, in alles bijstond en in elk ongeval als beschermgeest bewaakte, met wien zij ieder gevaar, dat zij niet kon afwenden, deelde, en dien zij aanspoorde het met moed en standvastigheid tegen te gaan. Zij alleen hielp hem in 1081 tegen den keizer, ondersteunde hem met hare schatten, toen hij in Rome was ingesloten, en voerde nog na den dood van Gregorius openlijk oorlog tegen den keizer. Maar men denkt algemeen, dat deze gehechtheid aan den Paus, welke altijd rein bleef, niet alleen uit hare staatkunde, maar ook uit hare buitengewone vroomheid voortvloeide.
Deze moedige vrouw overleed in het jaar 1115 in een Benedictijner klooster, dat zij te Polirone had doen bouwen, na al hare goederen aan de Kerk te hebben vermaakt. Haar dood gaf aanleiding tot nieuwe twisten tusschen den keizer en Paus Pascalis III, wegens deze schenking, welke eindelijk ophielden door het afstaan van eenige goederen van gravin Mathilde aan den Paus. De bezittingen, welke zij aan den Paus vermaakt had, bestonden in: Toscane, Mantua, Parma, Reggio, Piacenza, Ferrara, Modena, het hertogdom Spoleto, Verona, en bijna alles van Viterbo tot Orviato, wat destijds den vroegeren Kerkelijken Staat uitmaakte.