niet in het bezit van een bed verheugen. Hooi doet bij hem dienst als legerstede en dekking, en de rook uit de hut dwarrelt over hem heen door het dak naar buiten.
Nu moeten wij nog aan den stal (hof) denken, die door middel van een deur rechtstreeks met de hut in verbinding staat. Hij is met bezaagde boomstammen overdekt. Schapen en geiten komen nooit in de hut. Zij klauteren den geheelen zomer op de bergvlakten rond, vaak uren ver van de hutten verwijderd, waar zij ook overnachten. Het gebeurt dikwijls, dat zulke dieren geheel wild worden en niet meer op te vangen zijn, maar bij het huiswaarts keeren, evenals de gemzen, van de hoogste rotspunten moeten afgeschoten worden. Zelfs paarden en rundvee brengen, met uitzondering van de kalveren de meeste nachten in de open lucht door, en alleen het zwaarste onweder drijft hen naar den hof.
Tot zoover over het inwendige der hut. De zindelijkheid is hier grooter dan vóór het huisje, waar zich meestal een modderpoel bevindt, veroorzaakt door het vele rondloopen van het vee. Tegen het wegzinken in dien poel wordt men beveiligd door een rondom de hut loopend houten trottoir, de ‘gred’ geheeten. Op de gredbank, die voor de deur is gemaakt, brengt de sennerin bij zacht weder meerendeels haren tijd door. Hier karnt en breit zij; hier komen de geburinnen saam om over ‘thuis’ en de achtergelaten betrekkingen te praten; hier zingt en bidt zij. Tegen den buitenwand der hut is de houtvoorraad netjes opgestapeld, en ter beschutting tegen den regen met boombast toegedekt.
Wanneer er varkens op den alm zijn, dan is er voor hen een eigen woning naast de hut aangebracht. Zij worden daar met afval en wei gevoederd, wat zeer veel toebrengt aan het vet worden.
De beste almen, de zoogenaamde melk-almen of koe-kasers, worden voor de melkkoeien bestemd; minder goede voor de drachtige koeien, de jonge runderen en de paarden; met de slechtsten moeten de schapen en de geiten het voor lief nemen.
In het Beiersche Alpengebied is de verzorging van het vee uitsluitend aan de dienstmaagden opgedragen, ofschoon dit werk juist hier groote zelfstandigheid vereischt, want de almen liggen op eene eenzame hoogte, hoog boven alle verkeer met de bewoonde menschenwereld, en blootgesteld aan al de onstuimigheden van wind en weder. Bang en beschroomd mag de sennerin nooit zijn: stoutmoedig moet zij stormen en onweersbuien trotseeren; spleten en kloven, woeste steilten en ongebaande rotsglooiingen mogen haar niet afschrikken, want dikwijls moet zij hier een afgedwaald rund zoeken, om het nog tijdig te beveiligen tegen een val in den afgrond. Lichaams- en geestkracht zijn bij dit werk bepaald onmisbaar. Alleen op zeer groote almen, waar op de Zwitsersche manier kaas gemaakt wordt, vindt men ‘sennen’, ook wel ‘statzen’ genoemd. Overal elders moet de sennerin voor alles zorgen.
Doch daar de almdienst ondanks dat alles voor minder moeielijk gehouden wordt dan het werken in huis en op het veld, worden meestal de jongere dochters van den boer naar den alm gezonden, waartegen de jonge mannen van het Oberland, de jagers en de Alpenvrienden veel minder bezwaren hebben in te brengen, dan mijnheer de pastoor.
Maar juist dáárom hebben dan ook die sennerinnen, die zich voor den geheelen zomer verhuren, tegen een loon van 20 à 25 Mark en het recht om in de ledige uren voor zich zelven te mogen arbeiden, zeer dikwijls reeds een leeftijd bereikt, waarop zij van den meer vermoeienden veldarbeid afkeerig zijn. Zij hebben een eerbiedwaardig aantal levensjaren achter den rug, zijn afgewerkt en verweerd, en kenmerken zich daarbij meestal door eene verbazende leelijkheid. Geen wonder dan ook, dat zij den Alpenklimmer vaak de treurigste teleurstelling berokkenen. Maar er zijn óók veel ‘schneidige’ (aardige) almmeisjes. Aan de sennerin is, zooals wij reeds zeiden, een herdersjongen toegevoegd, dien de boer bij het jaar gehuurd heeft en die ook des winters op de hoeve blijft.
't Gebeurt zelden dat een hut geheel alleen staat. Meestal bevinden er zich twee of vier van die huisjes dicht bij elkander; ja, op bijzonder groote almen zijn er dikwijls zóóveel, dat zij om zoo te zeggen geheele hoogdorpen vormen. Een aantal van die in elkanders nabijheid gelegen hutten hebben dan altijd een gemeenschappelijke bron of pomp.
Men geniet hier uit de hoogte niet zelden een verrukkelijk schoon vergezicht over malsche weiden, ruischende bergstroomen en donkere boschpartijen, die als natuurlijke heggen de verschillende landstreken afdeelen; ja, menigmaal dwaalt de blik ver weg over den omtrek, waar de dorpen en vlekken in een zee van neveldamp wegdoezelen, terwijl men hierboven de zuiverste, geurigste lucht inademt. Zulk een uitzicht is bijzonder geschikt om ons in waarheid te doen beseffen, dat de vrijheid op de bergen woont, want vrij gevoelen wij ons hier van den last des levens, - de zorgen en het verdriet liggen diep achter ons, ver beneden in het dal, en wij kunnen de blijdschap en het verlangen begrijpen, waarmede de sennerin in het voorjaar het oogenblik verbeidt, waarop zij met hare kudde weer naar boven zal gaan. Ondertusschen moet men zich niet voorstellen, dat zij daar boven slechts pret en pleizier kan verwachten: zij heeft van den vroegen morgen tot den laten avond werk genoeg, en de haar toegevoegde herdersjongen óók. Hij moet nog vroeger dan de sennerin zijne schamele legerstede verlaten: in het hartje van den zomer reeds om 2 uur. Hij moet het melkvee voor de hut brengen. Terwijl nu de sennerin melkt, wat intusschen ook dikwijls op de weide geschiedt, moet hij voor zich zelven zijn ontbijt gereed maken, of zich met een stuk droog brood vergenoegen. Wanneer het melken is afgeloopen, drijft hij het vee naar het weiland terug, waar hij behoorlijk zorg moet dragen, om de wat te ver afgedwaalde dieren op te zoeken, en soms de rotsen beklimmen moet, om ook op de schapen en geiten toezicht te houden.
De sennerin daarentegen kookt voor zich na afloop van het melken hare morgensoep, gaat dan karnen en kaas maken, houdt hut en stal in orde, en bereidt vervolgens het middagmaal voor zich en den jongen, dat natuurlijk slechts uit zulke spijzen bestaat, die van melk, meel en vet saamgesteld kunnen worden. De afwisseling van het menu is niet groot.