De Huisvriend. Jaargang 1892
(1892)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 306]
| |
Fontainebleau ons levendig de dagen der Fransche Renaissance, de schitterende periode der Valois en der eerste Bourbonsche koningen voor den geest. Op Versailles heeft Fontainebleau zijn heerlijke ligging voor. Versailles lag in een akelige, zandige, dorre streek; 't kostte Lodewijk XIV geld genoeg om daar de omgeving eenigszins dragelijk te maken, maar Fontainebleau zou er nooit geweest zijn wanneer het Bosch er niet geweest was, een der schoonste bosschen van Frankrijk ongetwijfeld; dit uitgestrekte woud vol wilde zwijnen en herten, trok reeds van ouds de Fransche vorsten, die altijd bekend hebben gestaan als vurige vereerders van koning Nimrod. In deze wildernis vonden zij een overvloed van edel wild; geen wonder dus dat zij er gaarne vertoefden en er een jachtslot bouwden. 't Schijnt dat Lodewijk VII zich het eerst hier gevestigd heeft. Maar al is van dit kasteel weinig of liever niets meer overgebleven, toch heeft men alle reden te gelooven dat het in niets geleek op het tegenwoordige prachtige paleis, dat, hoe verlaten ook, nog een goed denkbeeld geeft van den luister uit vroeger dagen. Het eerste Fontainebleau zal niet veel meer dan een sterke, sombere burcht geweest zijn; zijn naam ontleende het hoogst waarschijnlijk aan een fontein, die heerlijk water gaf, en daarom Fontaine-belle-eau, genoemd werd. Vandaar de naam Fontainebleau. Eerst onder Frans I geraakte Fontainebleau tot glorie en aanzien. Toen deze koning aan de regeering kwam, waren de Middeleeuwen juist ten einde; van Italië uit begon de wedergeboorte van kunst en letteren, aan alle kanten vielen de wallen en muren der onneembare forten; tegen het zoo pas uitgevonden buskruit waren zij toch niet meer veilig. Men smachtte naar meer lucht en meer licht, en de Italiaansche vorsten gaven het voorbeeld in het bouwen van groote, sierlijke paleizen, door geen loopgraven en bolwerken meer bekneld. Uit Italië dan liet koning Frans bouwmeesters komen, om Fontainebleau, waarvoor hij bepaald sympathie koesterde, te herbouwen. Fransche kunst beteekende in die dagen niet veel, maar de Italianen, die op verzoek van koning Frans hun vaderland voor Frankrijk verlieten, brachten er hunne kunst in over. Hunne namen hebben thans nog een goeden klank. Rossi, Serlio, Prinaticcio, Benvenuto, Cellini, bouwden en versierden het van binnen en van buiten. Schitterende feesten werden hier gegeven. Frans I toch was een echte vroolijke Frans; zijn vriendinnen, de Hertoginnen d'Estampes en Chateaubriant, speelden hier de gastvrouwen, terwijl de wettige koningin, de goede, vrome Claude, ergens anders voor haar kinderen leefde en voor haar genotzieken man bad. Er kwam geen einde aan het tournooien, dansen, muziek maken, maskerade spelen, totdat ouderdom en ziekte Frans waarschuwden dat voor hem, evenals voor elk ander gewoon sterveling, het einde van alles kwam. Zoolang mogelijk streed hij tegen de naderende vijanden en, wat vroeger voor hem onontbeerlijk levensgenot was, werd nu een dagelijksche geheime marteling. Hij verborg onder glimlachen, onder verf en schitterende kleeding, de langzame verwoesting van zijn lichaam; hij wist dat zijn zoon Hendrik, met zijn schoone Diana, vol ongeduld loerden op het oogenblik van zijn dood, hij wist dat de hovelingen moeite hadden hem nog den eerbied en de hulde te bewijzen, die aan de dalende zon toekomt, en niets liever wenschten dan de opgaande te begroeten, en eindelijk gaf hij den strijd op en verliet Fontainebleau, om eenzaam en droevig in Chambord te sterven, waar hij de bittere ondervindingen van zijn leven op een glasruit schreef. Souvent femme varie, bien fol qui s'y fie. Hendrik II, hoe verschillend ook van zijn vader en hoe weinig hem betreurend, deelde toch zijn voorliefde tot Fontainebleau. Frans I had er veel gebouwd, de Gouden poort met haar breede ramen, een luid protest tegen de benauwde schiet- en kijkgaten der Middeleeuwsche kasteelen, de galerijen van Ulysses, de prachtige Porte Dauphine en de Cour ovale; ook de tuinen waren op Italiaansche wijze door hem aangelegd en versierd met grotten en oranjeriën, waarvan thans niets meer is overgebleven. Zelfs de Galerie des Fêtes werd onder Frans I ontworpen, toch draagt zij den naam van Hendrik II omdat deze haar zoo schitterend rijk versierde. Deze zaal is en blijft de roem van Fontainebleau; zij is negentig voet lang en dertig breed; tien kolossale bogen omsluiten de ramen, vijf daarvan zien uit op het park en vijf op de Cour ovale. Het plafond is rijk gebeeldhouwd en met fresco's van Nicolo en Primaticcio versierd; overal prijken de ineengeslingerde H met twee halve manen, die samengevoegd een D vormen, het cijfer der onveranderlijk schoone Diana van Poitiers, die haar twintig jaren jongeren koninklijken minnaar geheel beheerschte, en die zelf, tachtig jaar oud, alle jonge hofdames nog in de schaduw stelde. Catharina de Medicis hield zich op den achtergrond, zij was de moeder der koninklijke prinsen, meer niet! Het Italiaansche koopmansdochtertje verdween in het niet bij zooveel schoonheid, zooveel glans; men zag haar voor even onbeduidend of onschadelijk aan als de arme Claude, maar plotseling veranderde alles. Hendrik viel op een tournooi door ongeluk of door sluipmoord, wie zal het zeggen? Zijn minderjarige zoon, Frans II, volgde hem op, onder regentschap zijner moeder. Diana werd beleefd naar huis gestuurd. Zij vertrok kalm en tevreden als altijd, ontzaglijke rijkdommen, die zij als een appeltje voor den dorst voorzichtig bespaard had, met zich medenemende, vast besloten een rustigen ouden dag, niet gestoord door wroeging of lastige herinneringen, te genieten. En nu eerst voelde Catharina zich koningin, maar Frankrijk voelde het nog meer; men had zich bedrogen in de stemmige Dauphine, de koele koningin. Zij had in Frankrijk menigen traan gestort toen zij nog tranen had; nu zou zij Frankrijk elken gestorten traan met bloed laten betalen, Maar wat ook Catharina op haar geweten hebben moge, Fontainebleau heeft van haar politieke misdaden, hare vaak geniale listen en intrigues niet veel gezien. Onder haar drie zoons, in wier naam zij eigenlijk regeerde, werd Fontainebleau slechts weinig bezocht en ook niet veel verfraaid. Anders | |
[pagina 307]
| |
werd het toen de eerste koning van het huis Bourbon, Hendrik IV, op den troon kwam. Deze had meer hart voor het oude slot en hij liet sporen genoeg van zijn ingenomenheid na. Hij vergrootte het bijna tweemaal; de Cour des Princes, de Galerie de Diane, de Drievuldigheidskapel, het park met zijn groot kanaal en waterwerken, 't is alles zijn werk, en nog meer strekt het den goeden koning tot eer, dat hij, hoewel met een Italiaansche prinses getrouwd, de bouwwerken opdroeg aan Fransche kunstenaars. De Fransche kunst had dan ook sedert de dagen van Frans I groote vorderingen gemaakt. Hier werd ook Hendrik's zoon, Lodewijk XIII, geboren en gedoopt, onder den koepel der Porte Dauphine, die sinds dien tijd het Baptisterium werd genoemd. Lodewijk XIII was niet alleen in naam, maar ook inderdaad een zoon van Fontainebleau. Hij was het, die de prachtige ingangstrap, bekend als de Hoefijzertrap, door Lemercier liet bouwen; thans nog maakt deze trap een vorstelijken indruk. Nu was Fontainebleau voltooid en prijkte in zijn volle schoonheid; wat er later aan werd toegevoegd is slechts knoeiwerk. Lodewijk XIV mocht Fontainebleau gaarne lijden maar hij had meer op met Versailles, geheel zijn eigen schepping, de afspiegeling van zijn geest. Alle jaren in het jachtseizoen kwam hij hier met zijn hof, dan weerklonken de zalen weer van muziek en hoofsche taal, dan werden de echo's van het woud opgeschrikt door het geschal der hoornen, het geblaf der honden, de luide kreten der jagers. Hier vierde Lodewijk XIV bruiloft, kort nadat hij in hetzelfde bosch weenend had gestaan tegenover Maria Mancini, het meisje zijner keuze, die hij niet trouwen mocht om staatkundige redenen, en die zich trotsch van hem afwendde met de woorden: ‘Gij zijt koning, gij schreit, en ik vertrek!’ Lodewijk XIV liet haar gaan, huwde een spaansche prinses, die hij verwaarloosde, en stelde zich voor zijn eerste ongelukkige liefde schadeloos door - honderd andere, minder onschuldig, minder ongelukkig, dan die tot de fiere Mancini. Hier werd ook de Dauphin van den Zonnekoning geboren, de prins, die zoon, vader en grootvader van koningen, zelf geen koning werd, en wiens bestaan, evenals dat zijner moeder, zich verloor in de glanzende stralen, die zijn vader om zich heen verspreidde. Aan Lodewijk XV heeft Fontainebleau weinig moois te danken; hij liet de fraaie galerij van Ulysses sloopen, een nieuwen vleugel zetten, die volstrekt niet met het overige gebouw in harmonie was; hier ook trof hem de zwaarste slag van zijn leven, hier verloor hij zijn eenigen zoon, den veelbelovenden Dauphin, vader van Lodewijk XVI. En toen kwam, na korte windstilte, de storm aan, de geweldige orkaan, die den koningsboom ontwortelde, tronen en scepters als speelgoed verbrijzelde, maar over Fontainebleau streek hij bijna onopgemerkt heen. Het werd eenvoudig een als kazerne gebruikt nationaal eigendom; later, onder Napoléon, kwam het meer tot aanzien; hij liet het weer opsieren naar zijn parvenusmaak, meer schitterend dan smaakvol, en ontving er Paus Pius VII, eerst als hooggeëerde gast, die hem de Fransche koningskroon moest opzetten, later als gevangene. En eindelijk kwam hij er zelf, weinig meer dan als gevangene, als onttroonde keizer, als geslagen veldheer. Hier onderteekende hij de acte van zijn troonsafstand; hier nam hij afscheid van zijn trouwe soldaten om den weg der verbanning in te slaan. Na zijn vertrek is Fontainebleau's geschiedenis ten einde; Louis Philippe, de burgerkoning, liet er hier en daar op zeer burgerlijke wijze aan knoeien en knutselen. Napoleon III kwam er soms jagen, en nu strekt een der nieuwere vleugels tot zomerverblijf aan den president der Fransche republiek, Monsieur Carnot. Het paleis maakt nu nog met zijn tuinen en park een deftigen indruk; ook het bosch verdient een meer dan vluchtig bezoek, het is het Dorado der Fransche landschapschilders. Wie Parijs en Versailles gezien heeft moet niet verzuimen iets verder te sporen en Fontainebleau te begroeten, het is de kleine moeite ten volle waard. |
|