't algemeen waren; als ik naga, dat ik dien dag toch onder 't schuim der maatschappij heb verkeerd, onder de laagst gezonkenen, dan sta ik nog verbaasd. Geen enkel onvertogen woord, geen ruw gebaar zelfs, merkte ik op. De discipline was uitstekend en toch moeten er vreemde gasten onder geweest zijn. Zoo merkte ik een heel oud mannetje op en toen ik vroeg of de kapitein, die ons rond voerde, hem kende, vertelde hij ons, dat hij een onverbeterlijke inbreker was geweest en successievelijk 26 jaar gevangenisstraf had ondergaan. Sedert hij bij 't Leger was toonde hij echter beterschap en bekende, dat 't geregelde leven en de discipline hem meer aantrokken dan 't gevaarvol bestaan, dat hij vroeger geleid had. Ook was hij liever in zulk een workshop bezig dan in de gevangenis. Hij was al bijna een jaar in de inrichting en was op 't punt van naar eene boerderij gezonden te worden.
Toen het etensuur daar was, mochten allen uitscheiden en kregen zij een bon naar verdiensten, - daarna begaven zij zich naar ‘The Lighthouse’ waar hun voedsel verstrekt werd. Wij volgden hen derwaarts, na van den beleefden kapitein afscheid te hebben genomen. Hij stak ons de hand toe en betuigde zijn ingenomenheid met ons bezoek: ‘Wij waardeeren het zeer, ‘als vrienden onze inrichtingen komen zien,’ zeide hij. De Salvationists toch, zijn in dit opzicht als de Quakers en noemen iedereen vrienden.
Toen wij aan ‘The Lighthouse’ kwamen, waren eenige heilsoldaten juist begonnen met het uitdeelen der porties. Alles ging geregeld en elke man wachtte geduldig zijn beurt af, na eerst zijn bon te hebben afgegeven. -
Wij stonden juist tusschen de keuken en de eetzaal in, zoodat wij een oog op beide hadden. Er werd op stoomfornuizen gekookt en alles werd heerlijk warm opgedischt.
Het eten der beste werkers, zij die een bon van 20 cts. hadden ontvangen, bestond uit: een vrij grooten biefstuk-pudding, die er werkelijk smakelijk uitzag, benevens een flinken schep witte boonen en eenige aardappelen in de schil. De bons van 15 cts. gaven recht op een snede geperst vleesch, boonen en aardappelen, die van 10 cts. op een snede vleesch met brood; zij die tot de eerste categorie behoorden, kregen een kroes koffie te drinken, de anderen thee.
Het groote beginsel van het Leger is matigheid te bevorderen en daarvoor alleen zou de instelling al prijzenswaardig zijn. Op dat gebied toch heeft het in de 27 jaar, dat het bestaat, reeds onberekenbaar veel nut gesticht. Het was bepaald een genot de arme stakkers te zien eten, doch aan den anderen kant was het hartverscheurend de uitgehongerde gezichten van eenigen van hen gade te slaan, vooral van hen, die een middagmaal van 10 cts. kregen. De meesten zagen er ziekelijk en vervallen uit en sleepten zich met moeite voort. Toen allen bediend waren, stonden de heilsoldaten op en zongen een kort danklied; slechts enkelen der aanzittenden namen er aan deel, doch niemand maakte er een aanmerking op, daar - zooals ik reeds zeide - de godsdienstoefeningen geheel vrijwillig zijn. Het middagmaal liep in de beste orde af en naarmate zij klaar waren, mochten de werklieden in een zijlokaal gaan en een pijp rooken, zoo ze ten minste de noodige materialen er voor bij zich hadden. Ook was er gelegenheid om zich te wasschen. Op de tweede verdieping bevonden zich de slaapzalen, doch daar mogen ze overdag niet op. Te 10 uur moeten alle mannen in bed zijn, in de inrichtingen voor vrouwen mogen de logé's zich te 9 uur ter ruste begeven. Wij zagen de verschillende lokalen en begaven ons daarna naar 30 Argyle street, King's Cross, naar het Prison Home. Dit is echter niet meer in Whitechapel, doch in een geheel ander deel van Londen gelegen. Wij werden er ontvangen door de vrouw van den kapitein, een goedig, burger vrouwtje, dat blijkbaar veel belang in haar werk scheen te stellen. Ze was onuitputtelijk in haar lof over 't Leger en vertelde ons, dat ze nu bijna een jaar met haar man aan dit Home werkzaam was en dat ze daarom een maand vacantie kregen, welke ze te Brighton op kosten van 't Leger mochten gaan doorbrengen. Daarna zou hun ander werk gegeven worden, waarschijnlijk zouden ze aan 't hoofd van
een nieuw Home komen.
Ze vertelde ons ook, dat er allerlei soort van menschen onder de ex-gevangenen waren, zelfs een advocaat en een schoolmeester. De laatste had voor verschillende misdrijven 20 jaar gevangenisstraf ondergaan en was nu door zijn familie in dit tehuis besteed.
Verder waren er drie jongens onder de zestien jaar, één van hen, was er op verzoek zijner moeder, daar zij geen raad met hem wist en vreesde, dat hij nog eens in de gevangenis zou komen wegens de vele kwâjongensstreken, welke hij bedreef.
De andere twee waren vrienden; de een had een wissel van £ 35 (f 420) vervalscht, de andere had dien ingecasseerd; beiden waren er door hun patroon geplaatst, omdat hij de zaak niet ruchtbaar wilde maken en hoopte hen aldus op den goeden weg terug te brengen. Het schijnt, dat zelfs eenige rechters zeer met het plan van 't Leger zijn ingenomen en hun soms menschen zenden, die niet in de termen vallen om veroordeeld te worden, maar toch toezicht noodig hebben, en daar 't niet alleen 't doel der Salvationists is, gevallenen te helpen, maar ook hun broeders voor vallen te behoeden, nemen zij dezulken gaarne op.
Het huis, dat wij bezichtigden, zag er netjes uit, er was zelfs een leeszaal; toen wij er binnenkwamen, zaten er twee mannen bij den haard, die, ondanks hun schamele kleeding en verwaarloosd voorkomen, toch nog den gentleman verrieden; waarschijnlijk waren het de advocaat en de schoolmeester van wie de vrouw van den kapitein ons verteld had.
Wij zagen ook de werkplaatsen en de slaapkamers, een en ander was op denzelfden voet ingericht als in de elevators.
Behalve al deze inrichtingen bestaat er nog:
‘Our Household Salvage Brigade.’
Deze afdeeling belast zich met 't inzamelen van allerlei afval, dat op een werf te Battersea, een der buitenwijken van Londen, uitgezocht en zoo mogelijk benuttigd wordt.
De kapitein, die aan 't hoofd van deze Brigade