De Arabier en zijn zwaard.
Zijn zwaard heeft veel dienst gedaan in den laatsten tijd; er is veel van gevergd geworden. In menigen strijd heeft het bloed doen vloeien en nu draagt het de sporen van den woesten kamp. Wie weet echter hoe spoedig het opnieuw de scheede zal moeten verlaten.
De strijd is gestreden, nu heerscht er wapenstilstand. Zal die lang of kort duren?
De Arabier zet zich neer en bestudeert de schaarden in zijn nauwelijks afgeveegd wapen; er zijn er vele! En nu hij ze naziet, voelt hij zich weer verplaatst in de hitte van den strijd; hij zit weer op zijn paard, hij vliegt weer op den vijand aan, zijn wapen hoog opgeheven, de hand valt neer en houwt links, rechts. De hoofden vallen als de rijpe halmen op het korenveld bij het naderen van den maaier. Hij ziet ze, zijn slachtoffers; jongen, ouden, blanken, donkeren. Ja, er waren vele. De oogst was groot, geen wonder dat het zwaard er de teekenen van draagt, dat het stomp geworden is van den arbeid.
Zeker, als straks de strijd weer begint dan dient het eerst opnieuw geslepen te worden, en dan kan het weer dienst doen met nieuwen moed, dan kan het weer ellende en dood om zich heen zaaien, totdat de maaier zelf op zijn beurt getroffen wordt.