De Huisvriend. Jaargang 1892(1892)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Verzonken geluk. door Vrouwke. Suizende wind en gij glooiende golven, Draagt voor 't laatst naar dat plekje mij heen, Waar aan zijn borst ik zoo zalig eens rustte, Waar uit mijn oog hij de tranen eens kuste, Niet uit verdriet, maar in weelde geschreid. Woest werd uw vaart, wind, en woester gij golven, Ruwer dan gij wierp 't noodlot mij neêr: Liefde werd leugen, en tranen nu vloeien Bitter als gif door de wanhoop bereid. Nu zijt gij kalm, zoo draag mij dan henen, Laat ook mij vinden de zalige rust, Suizende wind en gij glooiende golven, Leg mij dáar neer waar hij mij heeft gekust. En de zee, de eindlooze zee Ligt ziedend en kokend daar voor mij, En zingt mij haar lied der vertwijfeling: ‘Ga, volg mijn horizont,’ gilt ze In schrille demonische klanken, ‘Daar, waar ik ophoud te klagen, Daar wacht u 't verbeide geluk!’ Het zilveren schuim zie ik spatten, En storten in 't sop harer golven, Heel ver weg in roodgroen en groenblauw... Ach, volgen moet ik haar roepstem, Steeds smachtende naar dat geluk. Maar waar ik mijn schreden ook richte, Al wilder doordringender zingt mij Haar lied der vertwijfling de zee. Vorige Volgende