| |
| |
| |
| |
Ons huis: leeszaal.
‘Ons huis.’
Het nieuwe Volksgebouw in de Rozenstraat te Amsterdam.
Met 3 illustratiën. Naar Antoon Molkenboer.
‘Dat hadden we geen van beiden gedroomd, Jantje!’ zei ik in gedachten tot mijn kwelgeest uit vroeger jaren, terwijl ik de zalen en gangen van ‘Ons Huis’ doorwandelde, te midden van eene talrijke schare mede-belangstellenden.
't Was eene zich onweerstaanbaar opdringende herinnering van vijf-en-twintig à dertig jaar geleden. Ik verkeerde destijds in de aangename positie van een jongmensch, die naar hartelust kon lezen en studeeren, die soms heel veel papier beschreef, maar gelukkig ook veel weer verscheurde, en ik kende geen dierbaarder plekje op de wereld dan het boven-achterkamertje aan den tuinkant, waarover ik, bij ouderlijk besluit van dato zooveel, de geheele en volkomen vrije beschikking had verkregen. Ik kon er werken zoo veel en zoo hard als ik wilde, maar er mij óók verzadigen aan dat heerlijke luieren met een boek in de hand, dat een der grootste geneugten voor jonge en oude minnaars van letteren en kunst uitmaakt. Doch geen genot hier op aarde is onvermengd, en dus ook dit niet! Het woonhuis mijner ouders stond, en staat nog, op de Prinsengracht tusschen de Rozengracht en Rozenstraat, en heeft door een smal steegje, de Zoutzaksteeg geheeten, van achteren een uitgang in laatstgenoemde straat. Uit mijn kamertje had ik het uitzicht op de achterhuizen van die straat, en meer bepaaldelijk op het armoedige en bouwvallige hoekhuisje aan het einde der steeg, dat aan onzen tuin grensde. Achter het meestal openstaande zoldervenster van dat huisje, op luttel meters afstands van mijn schrijfcel, had zich een sigarenmakers-familie gevestigd, bestaande uit een vader en twee zoons, die zich daar, bij de uitoefening van hun vrij eentonig handwerk, poogden op te vroolijken, door het luidkeels uitgalmen van alle mogelijke en onmogelijke straatliederen. De jongste der beide zonen legde zich bovendien met buitengewonen ijver op de beoefening der duivensport toe, en had te dien einde het dak zijner ouderlijke woning verrijkt met een ‘plat’ of ‘legger’, waarop hij zich een groot gedeelte van den dag met de dressuur zijner blauwroeken, eksters, kroppers enz. amuseerde. Dat die dressuur echter met een aanhoudend schreeuwen, fluiten en gillen
gepaard ging, maakte deze training voor mij minder aangenaam, en innig dankbaar was ik, als er eindelijk een pauze in kwam. Maar wanneer brak die aan? Als de hulp van den duivenjager bij het ‘bosjesmaken’ vereischt werd, hetgeen hem door een bulderend ‘Jantje!!’ van vader of broeder werd medegedeeld. Dan kwam er een einde aan het fluiten en het steenen gooien, de duiven kregen rust, en ik hoopte op iets dergelijks, maar verviel meestal van den regen in den drop, want... Jantje, aan de sigarenmakers-werktafel plaats genomen hebbende, werd onmiddellijk ‘der Dritte im Bunde’ bij het zingen der straatliederen, en poogde steeds met zijn snerpende discant de beide anderen te overstemmen. En soms ook - want zelfs een sigarenmakers-familie kan toch niet altijd zingen -
| |
| |
werd Jantje, misschien om zijn bekoorlijk keelgeluid, tot voorlezer gepromoveerd en kreeg hij een stuk courant voor zich, waaruit hij dan met een nasale stem, die minstens een kwartier ver hoorbaar was, achtereenvolgens al de nieuwtjes opdreunde. Het was om wanhopig te worden! Maar het wanhopigst was en bleef steeds: zijne medewerking in het trio op den zolder en zijn duivendressuur door middel van gefluit en steenworpen op het dak. En het was toch zoo hard, ten wille van Jantjes exploiten de ramen te sluiten, als de zon zoo warm scheen en de bloemen in den tuin zoo heerlijk geurden! O, Jantje! wat hebt ge, onwetend, mij het leven vaak zuur gemaakt!...
En nu is het spoorloos van den aardbodem verdwenen, het onoogelijke huisje, waar de sigarenmakers op den zolder hunne vuile straatliederen uitbrulden, - en de plek, waar het stond, maakt thans deel uit van het terrein eener stichting, waar den kinderen des volks belangstelling wordt ingeboezemd voor al wat liefelijk is en wel luidt, en waar goede woorden gesproken worden en schoone liederen of heerlijke melodiën weerklinken. Het bestuur der Vereeniging ‘Ons Huis’ heeft onderscheidene huizen en erven in de Rozenstraat aangekocht, om de gebouwen te sloopen en op den vrijkomenden grond de nieuwe stichting te doen verrijzen; en onder deze perceelen behoorde ook de armoedige woning der luidruchtige sigarenmakers op den hoek van het steegje. En toen ik deze overwinning der beschaving op de onbeschaafdheid aanschouwde, herhaalde ik nog eens in gedachte: ‘Dat hadden we geen van beiden ooit gedroomd, Jantje!’ Misschien zit hij in dit eigen oogenblik wel met vrouw en kinderen, op dezelfde plek waar hij eens zijne straatdeunen uitgilde en zijne duiven joeg, genoeglijk te luisteren naar een onderhoudende voordracht of naar mooie muziek. En als ik er hem zag - en nog herkende - zou ik hem vriendelijk toeknikken en met sympathie de hand drukken. ‘Ons Huis’ zou de brug zijn geworden, die ons tot elkaar had gebracht. ‘Het oude is voorbijgegaan; ziet, het is alles nieuw geworden!’
Want dat is het groote hoofddoel der gansche stichting: iets nieuws te brengen in het leven van vele, vele menschen, - iets dat er dusver maar al te zeer in gemist werd: het geloof dat beschaving ook het deel van den eenvoudigste en geringste kan zijn, en dat die beschaving een zonnestraal van opgewektheid kan doen vallen op ieders leven. Het bestuur verklaart het duidelijk genoeg:
‘Ons Huis wenscht het leven der arbeidersgezinnen te verheffen door middel van geestelijke ontwikkeling, die tot den arbeid meer geschikt maakt en den vrijen tijd met meer vrucht leert gebruiken.’
Het denkbeeld der geheele, zoo zeldzaam schoone stichting hebben wij te danken aan het edelmoedige hart en het heldere doorzicht van een zeer gefortuneerd Amsterdammer, den heer P.W. Janssen, Directeur der Deli-Maatschappij, wiens warme belangstelling in al wat tot verbetering van het lot der arbeidende klasse leiden kan, hem dreef om een aanzienlijk deel van zijn in den handel bijeengebracht groot vermogen beschikbaar te stellen voor de uitvoering van een plan, dat werkelijk in alle opzichten ‘tot heil des volks’ kan strekken. En in de tweede plaats dankt de stichting haar ontstaan aan de heeren J.A. Tours, Dr. C.W. Janssen en C.B. Posthumus Meyjes (architect), die de ontwerpen beraamden, met de Londensche inrichtingen ‘People's Palace’ en ‘Toynbee Hall’ tot voorbeeld. Zoo ontstond de Vereeniging ‘Ons Huis’, waarbij personen van de meest verschillende richting zich aansloten, een bewijs dat de bedoelingen der stichters werden begrepen en gewaardeerd. Ook Mej. Helene Mercier, bekend door hare toewijding aan de groote volksbelangen, heeft aan alle voorbereidende beraadslagingen deelgenomen, en met volle gerustheid kan worden getuigd, dat de eer der stichting voor een groot deel ook háár toekomt.
Zoowel de voorbereiding als de geheele uitvoering van het uitnemende plan kenmerkten zich in alle opzichten door bijzonderen voorspoed. Nauwelijks twee jaar geleden, in den zomer van 1890, werd de heer J.A. Tours, de tegenwoordige Directeur van ‘Ons Huis,’ bekend door zijne veeljarige werkzaamheden op philanthropisch gebied te Amsterdam, door den stichter der nu verrezen instelling tot een onderhoud uitgenoodigd; den 11den Maart 1891, den officieelen geboortedag der stichting, werden die plannen en teekeningen door den heer Janssen goedgekeurd; den 16den Mei daaraanvolgende verkreeg men de koninklijke goedkeuring der statuten, en den 10den Mei 1892 reeds werd het gebouw feestelijk ingewijd.
Doch eer men zoo ver was, moest men in de allereerste plaats het juiste en meest afdoende antwoord trachten te vinden op de moeilijke vraag, hoedanige stichting, in het belang van Amsterdams arbeidende klasse, het meest wenschelijk zou zijn. Verschillende plannen werden ontworpen en besproken, o.a. dat eener model-bewaarschool in de Jordaan (de straten en grachten met bloemnamen achter de Prinsengracht, zooals: Rozenstraat, Lauriergracht, Anjeliersstraat, enz.) Maar een ander ontwerp, dat iets geheel nieuws beoogde - verhaalt de heer Tours - trad van lieverlede meer op den voorgrond en mocht weldra de goedkeuring van den heer Janssen verwerven. En welk plan werd nu vastgesteld?
‘Een gebouw op te richten, waar de arbeider met zijne vrouw en zijne kinderen, na volbrachte dagtaak, een nuttig en aangenaam uur zouden kunnen doorbrengen; waar kunst en wetenschap in verstaanbare klanken tot hen zouden spreken; waar zij uit de grauwe eentonigheid van het dagelijksch sleurleven werden opgevoed tot die hoogten, waar heldere kleuren en vroolijk licht voor het klimmen beloonen. Een gebouw, waar niet alleen de arbeider zou komen om zijn verstand te ontwikkelen, zijnen smaak te verfijnen, zijn gezichteinder uit te breiden, - waar ook de meer ontwikkelde zou binnentreden, om er te geven, op prettigen, gezelligen, broederlijken toon, van wat hij aan kennis en kunst rijk is geworden. Een gebouw, waarin de standen elkander zouden naderen, om onderling kennis te maken, en zoo te komen tot eene waardeering, aan beide zijden nog zeldzaam. Een gebouw, waarin hij die komt, om uit het gebied zijner wetenschap mede te deelen en te
| |
| |
geven, toch ook ontvangt op zijne beurt, als hij door omgang met den arbeider allerlei nieuwe indrukken ontvangt en ervaringen opdoet, die hem diens leven beter doen begrijpen en waardeeren.’
En zoo verrees het gebouw, dat thans in de Rozenstraat bij de Prinsengracht de algemeene aandacht trekt, en in den avond van 10 Mei jl. met eenige feestelijkheden aan zijne eigenaardige bestemming is gewijd. Wij willen er in gedachten een vluchtig bezoek aan brengen, en verwijzen daarbij voor de binnengedeelten naar de geestige schetsjes, waarmede onze jonge vriend Anton Molkenboer dit opstel heeft verduidelijkt. Jammer dat hij ons ook niet een kijkje op den typischen voorgevel heeft gegeven, want ook deze mag wel gezien worden.
Het gebouw is drie etages hoog, waarboven een zolderverdieping, die overvloedig ruimte voor berging van de verschillende benoodigdheden der exploitatie aanbiedt. De hoofdingang bevindt zich in het torenvormig ingerichte en met een aardige spits gekroonde zijgedeelte van den voorgevel. Eenvoud en soberheid zijn de kenmerken van dien gevel, en trouwens van het gansche gebouw, dat echter niettemin, door zijne hoogte en zijne kloeke afmetingen, in deze omgeving een statigen indruk maakt, al draagt het toch het karakter van huiselijkheid en gezelligheid. Door de groote voordeur komt men in een ruime vestibule, welke toegang geeft tot het trappenhuis en de lokalen gelijkstraats. Treden wij er binnen.
Aan den voorkant ligt vooreerst de bibliotheek, waarin hooge kasten zijn getimmerd, om den boekenschat te ontvangen; daar naast een zeer ruime, gezellige leeszaal, waarin dagbladen en tijdschriften van alle richting en kleur zijn bijeengebracht. Een lokaaltje daarachter gelegen, dient tot bureau van uitleening. Aan de achterzijde van deze ruimten ligt het gymnastieklokaal, waarin gelegenheid wordt gegeven aan personen van verschillenden leeftijd om zich geregeld te oefenen onder leiding van een onderwijzer. De ruimte aan de andere zijde der gang wordt ingenomen door de kamer van den Directeur, twee kleedkamers voor de gymnasten en kleinere lokaliteiten. Hier is ook een branduitgang, waarop de brandtrappen van de hoogere verdiepingen in de bovengenoemde Zoutzaksteeg uitkomen, tusschen het gebouw en de belendende perceelen. Door den tuin staat ‘Ons Huis’ in verbinding met een volkskoffiehuis op de Rozengracht, dat mede door de stichting wordt bestuurd en in September geopend zal worden.
Langs de breede hardsteenen trappen komt men op de eerste verdieping, die aan de voorzijde wordt ingenomen door twee clubkamers, bestemd voor lezingen en nuttig samenzijn, zooals de Vereeniging ‘Leeskunst’ te Amsterdam dat van haren kant óók reeds heeft ondernomen. Het groote vertrek hiernaast is bestemd voor cursussen in allerlei zaken, die voor den werkman van dagelijksch nut kunnen zijn; het bevat lange, amphitheatersgewijs geplaatste banken met lessenaars, en heeft ruimte voor ongeveer 80 personen. Wordt het publiek echter talrijker, dan kan de zaal met een aangrenzend vertrek en suite worden vergroot, zoodat dan ruim 150 toehoorders aan het onderricht kunnen deelnemen. Aan de achterzijde vindt men een kleine modelkeuken, bestemd voor het geven van onderricht in het koken aan meisjes en huismoeders. Evenzoo zal in een der reeds vermelde lokalen een cursus worden geopend, waarin onderricht zal worden verstrekt in het verstellen van ondergoed. Op deze eerste verdieping bevindt zich ook de woning van den concierge.
Wij gaan weder een breede trap op, en komen nu op de tweede etage. De geheele ruimte dezer verdieping wordt ingenomen door de groote muziek- en tooneelzaal, van 15 bij 13 meter, waarin ruim 550 personen plaats kunnen vinden. Zij ontvangt licht uit een aantal groote ramen in de wanden en door een glazen lantaarn in de kap, zoodat zij overdag kan gebruikt worden voor kunstbeschouwingen en andere doeleinden, zonder altijd gaslicht te moeten bezigen. Het tooneel, dat een breedte heeft van ongeveer 7 meter bij een diepte van 6 meter, is omgeven door kleedkamers, bergplaatsen voor decoratief en dergelijke, en is zoodanig ingericht, dat hier ook gymnastiek-uitvoeringen en andere voorstellingen kunnen worden gegeven. De breede galerij, die tegenover het tooneel de geheele zaal in een halven cirkel omspant, is zoodanig gebouwd, dat de toeschouwers bijna overal een goed uitzicht hebben.
En hoe is nu de organisatie van dit betrekkelijk omvangrijke en veelvertakte lichaam ingericht? In de statuten der Vereeniging wordt allereerst als haar doel genoemd: het bevorderen der volksontwikkeling, door leerzame en gezellige samenkomsten, zooveel mogelijk van personen van beiderlei kunne, die uit alle kringen der maatschappij kunnen toetreden. Een ander artikel bepaalt, dat de Vereeniging nooit mag vragen naar de godsdienstige of staatkundige overtuigingen van hen, die, in welke hoedanigheid ook - 't zij als sprekers, leiders, onderwijzers, 't zij als toehoorders, clubleden of leerlingen - aan de samenkomsten deelnemen. Het eigenlijke bestuur (waarvan de heer J.A. Tours voorzitter is, evenals van al de onder-afdeelingen en commissiën) bestaat uit achttien leden, waarvan, volgens de statuten, vijf moeten gekozen worden uit de arbeidersklasse en vijf moeten zijn vrouwen; drie vormen de financieele commissie, en de vijf overigen zijn op dit oogenblik personen, niet uit de kringen der eigenlijke arbeiders gekozen. Uit deze achttien personen is een zevental, dat als Hoofdbestuur optreedt, meer in het bijzonder met de leiding der werkzaamheden belast. Onder leiding van het gezamenlijke bestuur zijn verschillende commissiën werkzaam (thans reeds een zevental), die een staf van ongeveer honderd personen, vrouwen en mannen van verschillenden stand en leeftijd, vormen, en die allen onder het voorzitterschap van den Directeur den haar opgedragen arbeid hebben te verrichten. Het plan bestaat, om ook uit de dagelijksche bezoekers enkelen, door hen zelf daartoe uit hun midden gekozen, in die commissiën te benoemen, opdat ook zij, die het gebouw betreden om in de eene of andere afdeeling zich te ontwikkelen en te ontspannen, hun tolk en vertegenwoordiger in die commissiën zullen hebben.
Zooals ‘Ons Huis’ thans ingericht en geopend is, biedt het dus gelegenheid tot het lezen van bladen en boeken, tot oefening in de gymnastiek, tot het ontvangen van onderwijs in koken en verstellen, tot
| |
| |
het hooren van wetenschappelijke voordrachten en lezingen over allerlei onderwerpen, tot het samenzijn in gezellige, leerzame clubs, en tot het bijwonen van avondbijeenkomsten, waar muziek en zang, tooneelspel en tooverlantaarn, luimige en ernstige voordrachten, het publiek zullen bezig houden. De Vereeniging heeft voor 5 cents een beknopt en zaakrijk geschriftje verkrijgbaar gesteld, waarin dit veelzijdig doel in dezer voege wordt toegelicht:
‘De 12-jarige jongen zal de gymnastiekles kunnen bijwonen, de 18-jarige broeder zijn plekje zoeken in de leeszaal, waar ook zijne ouders welkom zijn. Want de gehuwde en ongehuwde vrouwen worden overal toegelaten. Ook voor meisjes staat de gymnastiekzaal open, ook voor vrouwen de leeszaal. In de clubs,
ons huis: muziek- en tooneelzaal.
bij de voordrachten en de lessen kan het publiek gemengd zijn, gezwegen van de avondbijeenkomsten, waar men 't liefst de ouders met de groote kinderen samen zal zien binnenkomen.
Bijna alles zal een kleine entrée kosten: van 2½ tot 10 cents. Maar ook kosteloos zal er een en ander te verkrijgen zijn, o.a. het rechtskundig advies, dat twee advocaten zullen geven aan ieder, die wat weten wil aangaande onze rechtspraktijk, en die moeilijkheden heeft, waaruit hij zich niet weet te redden.
“Ons Huis” is niet alleen in het belang der arbeidende klasse opgericht. Neen, evenzeer in 't belang der meergegoeden. Aan dezen wordt hier gelegenheid gegeven om den arbeider en de zijnen te leeren kennen, en hun mede te deelen van het beste, dat zij hebben, namelijk van al wat ze in hun hoofd en hart hebben opgegaard aan kennis en ervaring. Hier zal de geleerde zijne wetenschap, de kunstenaar zijne kunst, de deskundige in welk vak dan ook, zijne kennis brengen tot hen, die niet in de gelegenheid zijn geweest, daarvan te hooren en te leeren. Hier zal, door ongedwongen omgang, vriendschappelijken toon en gezellig samenzijn, de een den ander nader gebracht worden en van weerszijden eene waardeering gewekt, die voor beiden weldadig werkt. Zoo zal ook hij, die als leider, spreker of leeraar optreedt, om van het zijne te geven, op zijne beurt ontvangen, op zijne beurt leeren en op zijne beurt zijn gezichteinder uitbreiden.
Welkom zijn allen, die tot dit doel willen samenwerken. Niemand, die zich aan de reglementen van orde wil houden, wordt geweerd. Een iegelijk - daarnaar streeft het bestuur - moet zich in “Ons Huis” op zijn gemak en thuis gevoelen. Het bestuur hoopt dat velen, die van zijne goede bedoeling overtuigd zijn of overtuigd zullen worden, de aangeboden hand zullen aannemen. Het zal gaarne de wenken en opmerkingen van alle belangstellenden hooren en zoo mogelijk ter harte nemen, want het wenscht “Ons Huis” te doen beantwoorden aan het doel, dat het zich heeft voorgesteld: bevordering der ontwikkeling des volks, van den min- zoowel als van den meergegoede. Meer kennis en vreugd in de gezinnen der werklieden; meer kennis en vreugd in de gezinnen der gegoeden. Een samenwerken in beider belang, dat zich kenmerkt door een geest van waardeering en broederzin. Naar dat ideaal zal het bestuur streven met bescheidenheid. Ieder, die voor dit plan
| |
| |
ons huis: bibliotheek - cursuszaal met verstelkamer - gymnastiekzaal - keuken - clubkamer en gezicht op de hoofdtrap.
| |
| |
sympathie gevoelt, steune het met zijn zedelijken steun!’
Omtrent de inrichting der verschillende onderafdeelingen verdienen hier nog de volgende bijzonderheden anngeteekend te worden.
De Bibliotheek gaat uit van de Amsterdamsche ‘Vereeniging voor Volksbibliotheken’, die in twee openbare lagere scholen reeds eene zoodanige inrichting gevestigd heeft, en hier in het aanstaande najaar hare derde zal openen. Elken Woensdag-avond van 7-9 uur zal de bibliotheek geopend zijn; op vertoon eener kaart, die 5 cents kost, kan men dan een boek ter lezing medenemen, tegen betaling van 1 cent. Men kan een boek gedurende 14 dagen houden, of langer tegen bijbetaling van 1 cent per week; de catalogus kost een stuiver, en de lezers en lezeressen moeten minstens 14 jaar oud zijn. Elke week zal er gelegenheid tot inschrijving bestaan, doch in de maanden Juli en Augustus is de bibliotheek gesloten. Zeer practisch is de bepaling, dat ook de lezers zelf boeken mogen opgeven, die niet in de bibliotheek aanwezig zijn, ter aanschaffing; natuurlijk beslist het bestuur over den aankoop.
In de Leeszaal, toegankelijk voor mannen en vrouwen boven de 48 jaar, liggen de voornaamste dagbladen en tijdschriften ter lezing; van elke staatkundige, godsdienstige en wijsgeerige richting is minstens één orgaan aanwezig; ook is daar een bibliotheek geopend, waarvan de boeken niet worden uitgeleend, maar altijd ter beschikking der bezoekers zullen zijn. Hier bestaat ook gelegenheid tot het schrijven van een brief en dergelijke; zelfs zal er tweemaal per week iemand aanwezig zijn om brieven te schrijven voor dezulken, die de schrijfkunst niet machtig zijn. Deze leeszaal is geopend dagelijks van 7-10½ uur; des Zondags ook overdag van 10 - 4 uur. Een kaart, die volstrekt personeel is, geldt voor drie maanden en kost 25 cents, doch leden van hetzelfde gezin betalen 20 cents; tevens kan ieder lid der leeszaal ééns per maand een gast medebrengen. Hier bestaat ook de practische maatregel, dat er altijd een lid der commissie aanwezig is, om vragen te beantwoorden, boeken uit de bibliotheek aan te wijzen, inlichtingen te geven, enz.
Het onderwijs in de gymnastiekzaal wordt gegeven des avonds aan jongelieden, ook meisjes, boven de 12 jaar. De lessen worden in het begin der maand vooruit betaald, met 10 cents per maand voor hen, die in de afdeeling der jongeren (12 tot 16 jaar), met 15 cents per maand voor hen, die in de afdeeling der ouderen zijn opgenomen. Tricot blousen, riemen en pantoffels worden ten gebruike gegeven, doch blijven het eigendom der Vereeniging. Ook zal er bij genoegzame deelneming gelegenheid tot schermles gegeven worden.
Onder de clubs verstaat men: gezellige wekelijksche bijeenkomsten van ongeveer 12 personen, jongens en meisjes, vrouwen en mannen afzonderlijk of te zamen, onder leiding van iemand, door het bestuur der Vereeniging daartoe aangewezen. Het doel is: ontwikkeling door het gezamenlijk lezen van goede boeken, het uitlokken van besprekingen, het vloeiend en duidelijk zich leeren uitdrukken. De deelnemers betalen 2½ cent per avond, of 5 cents indien zij ouder dan 18 jaar zijn. Hier zal tevens gelegenheid zijn tot vorming van een schaakclub.
In de keuken zal onderwijs in het koken gegeven worden aan hoogstens 10 meisjes tegelijk, aanvankelijk op Maandag- en Dinsdag-avond. Elke les kost 5 cents, en telkens worden 5 lessen vooruit betaald, dus met 25 cents. Het toebereide maal is desverlangd om beurten ter beschikking der deelneemsters.
Ook kunnen vrouwen en meisjes onderwijs in de verstelkunst ontvangen, in gezellig samenzijn; zij mogen hare eigene kleederen medebrengen, om ze te leeren verstellen, mits die kleeren gewasschen zijn. De les kost 2½ cent, bij vooruitbetaling telkens van vijf lessen.
Onder de cursussen verstaat men wekelijksch onderwijs voor een beperkt aantal deelnemers, gedurende langeren tijd, over geschiedenis, aardrijkskunde, staathuishoudkunde, gezondheidsleer, boekhouden, enz., en ook in vreemde talen; elke les kost 10 cents. De deelnemers houden aanteekeningen van wat zij hooren, en werken die tehuis uit tot een opstel, dat door den onderwijzer wordt nagezien.
De voordrachten zullen gegeven worden in lokalen van verschillende grootte, ruimte bevattend voor een publiek van 90-500 personen; alsdan zullen over allerlei onderwerpen lezingen worden gehouden, die òf op zichzelven staan, òf eene reeks van enkele avonden vormen. Na elke voordracht is er gelegenheid tot het vragen om inlichting naar aanleiding van het gehoorde; bepaalde debat-avonden zullen afzonderlijk gehouden worden. Tot bijwoning van deze voordrachten worden kaarten à 5 cents verkrijgbaar gesteld; bij getallen zijn ze lager in prijs. Elk jaar zullen eenige voordrachten kosteloos toegankelijk zijn. Deze voordrachten, evenals de reeds genoemde lessen, zullen echter eerst in het aanstaande najaar aanvangen.
In de Zondagavond-bijeenkomsten, die in de groote zaal van 8-10½ uur zullen gehouden worden en door ruim 500 personen kunnen bezocht worden, zullen uitvoeringen van tooneelspel, muziek en zang, ook van gymnastiek, plaats hebben en zal een tooverlantaarn vertoond worden. De toegangsbewijzen voor één persoon kosten hier 10 cents; voor man en vrouw 15 cents; voor elk kind, lid van het gezin, tot een maximum van drie, 5 cents; er worden echter geen kinderen onder de 12 jaar toegelaten. In de groote zaal zullen ook nu en dan middag-bijeenkomsten van 3 tot 5½ uur gehouden worden, waar moeders met één kind tegen 5 cents toegang hebben; voor elk kind daarenboven 2½ cents.
Met het oog op Muziek, Zangkoor en Fanfare-korps zal er gelegenheid tot oefening in den zang en het bespelen van blaas-instrumenten gegeven worden, tegen betaling van 2½ cents voor elk lid van het zangkoor en van 5 cents voor elk lid van het fanfarekorps. De leden zijn verplicht tot afbetaling van het hun verschafte instrument, dat hun eigendom moet worden.
Het kosteloos rechtskundig advies wordt elken Donderdag-avond van 8-10 uur, in de kamer der bibliotheek met aangrenzende wachtkamer, door
| |
| |
de heeren Mr. D.J. van Stockum Jr. en Mr. J. Kruseman gegeven aan ieder, die komen wil.
Bovendien houdt de Spaarbank voor de stad Amsterdam elken Dinsdag-avond twee uur lang in de bovengenoemde kamer der bibliotheek zitting, om geld in ontvangst te nemen; het minste dat men kan inbrengen, is een kwartje.
Wat dagelijks in ‘Ons Huis’ te hooren of te zien is, wordt telkens aan den voorgevel van het gebouw bekend gemaakt, en verder overal in de stad op de daarvoor meest gepaste wijze. In de vestibule van het gebouw hangt een vragenbus, bruikbaar ook voor hen, die niet deelnemen aan een der werkzaamheden van ‘Ons Huis.’
Men zal moeten erkennen, dat de vereeniging van het nuttige met het aangename zelden op gelukkiger wijze heeft plaats gehad, dan in al deze afdeelingen en onder-afdeelingen van de nieuwe, veelbelovende stichting in de Rozenstraat te Amsterdam. Sedert den avond van 10 Mei jl. is zij in werking getreden, en het was een moedgevend begin, toen er in die uren, bij gelegenheid der inwijding, in de groote muziek- en tooneelzaal op de tweede verdieping, zulk een talrijk en gemengd publiek bijeen was gekomen, zoowel bestaande uit deftige dames en heeren, als uit eenvoudige werklieden met hunne vrouwen. Men zag er evenzeer wethouders, professoren en Kamerleden, als aannemers, timmerlieden, metselaars- en schildersknechts, enz. Dit schouwspel moet het edele hart van den grijzen stichter, die de plechtigheid bijwoonde, goed gedaan hebben; en al had hij uitdrukkelijk verzocht, in de feestrede van den Directeur, den heer Tours, niet met name genoemd te worden, toch richtten aller oogen zich met dankbare hulde naar de plaats op de gaanderij, waar de nobele grijsaard gezeten was, toen de redenaar in bedekte termen op hem en zijne vorstelijke mildheid zinspeelde. Ten slotte hief de spreker, ter eere van den stichter van ‘Ons Huis,’ een driewerf ‘hoezee!’ aan, waarmede alle aanwezigen van ganscher harte instemden, nadat allen van hunne zitplaatsen waren opgestaan. En evenzeer stemden allen ongetwijfeld in met de twee bestgeslaagde coupletten der Feestcantate, waarmede wij dit overzicht het voegzaamst meenen te kunnen besluiten:
Hoe dof en kleurloos gaat het leven
Van menig rijk gezin voorbij!
Veel goeds en schoons kan rijkdom geven,
Maar maakt hij elk bezitter blij?
Wie telt de zorgen, wie de klachten,
Bij weelde en overvloed geslaakt?
Wie telt de levens, door geen schatten
Gelukkig en tevreên gemaakt?
Maar geeft de aanzienlijke den naaste,
Die min bevoorrecht is, de hand,
En voelt hij zich tot hem getrokken
Door aller menschen broederband;
Toont hij hem eerbied, vriendschap, liefde,
Waardeert hij hem met woord en daad, -
Dan is het, alsof plots een zonlicht
Aan beider hemel koestrend staat!
|
|