De zwarte atellen of spin-apen.
Na de Chimpanzés en Orangoutangs, die men nauwelijks bestudeeren kan, omdat zij telkens aan borstziekten
onder vrienden. Naar Chocarne Moreau. (Zie blz. 211).
sterven, na de Macaquen, de Cercoptieken en de Cynophalen, die beter tegen de gevangenschap en de bedorven lucht der hokken kunnen, is de schat van apen in het natuur-historisch museum van Parijs verrijkt met zeer vele merkwaardige soorten.
De Atellen, ook wel eenvoudiger de spin-apen genoemd om hun behaarde huid, zijn donker van kleur en hebben spichtige hooge pooten, eveneens begroeid met ruige haren. Zij zijn afkomstig van dat gedeelte van Amerika dat zich uitstrekt van Mexico ten Noorden van Peru langs Guatemala, Costa-Rica, Panama, Columbia. Zij leven in troepen van dozijnen in de onmetelijke bosschen, die de vlakten en kusten bedekken, en brengen een groot gedeelte of beter gezegd hun geheele leven door op de boomen; daar slapen zij, daar gebruiken zij hun maaltijden en voeden hun kleintjes. Overdag ziet men ze soms uitgestrekt op de takken hun slaapje doen of wezenloos zich koesteren in de zon, dan eens als spoken van tak tot tak dwalen, hangende aan hun kronkelende staart.
De staart is langer dan de kop en het lijf te zamen en men kan die goed als vijfde arm rekenen. De achterste handen schijnen minder handig dan bij andere soorten van apen, de duim ontbreekt of is slechts aangeduid door een stompje, maar dit gebrek, waar hun naam van Atellen op doelt, dat onvolmaakt beteekent, wordt ruimschoots vergoed door de ontwikkeling der andere vingers.
Het hoofd is klein, rond van achteren en bedekt met een soort van pruik, terwijl het gezicht nagenoeg onbehaard en van stoppels ontbloot is; de wangen alleen omlijst door een wit baardje, dat zich scherp afteekent tegen het overige haar.
Het behaarde lichaam is roodachtig bruin of grijs, hier en daar lichter rood, maar meestal is het gelijkmatig zwart met blauwachtigen weerschijn.
Deze donkere livrei, gevoegd bij het ruige haar, geven den Atellen een somber, duivelachtig voorkomen, dat niet beter wordt door de uitdrukking van hun gelaat.
Het gezicht is steeds grijnzende en vertoont, met zijne rimpels en grijze tint, geen aangename gelaatsuitdrukking. Het wordt echter verlevendigd door schrandere oogen, die niets slechts hebben, en die eerder nieuwsgierig en verwonderd zouden rondkijken, waren zij niet ten halve bedekt door de lange oogharen.
De Atellen, evenals de andere Amerikaansche apen, hebben geen afkeer van insecten, spinnen en eieren van vogels, maar hun voedsel bestaat boofdzakelijk uit vruchten en bladknoppen. Zij zijn bloode van