Onder vrienden.
Onder vrienden ziet men zoo nauw niet: het bakkertje, die zijn heerlijke beschuiten, pasteitjes, krakelingen en wat ook al, naar de klanten van zijn meester moet rondbrengen, ontmoet een vriendje, wiens uiterlijk een schril contrast vormt met het zijne; want ons bakkersgezelletje is in smetteloos wit heel smakelijk gekleed, maar de vriend is schoorsteenveger van beroep en bijgevolg zoo zwart als het roet waarin hij werkt; alleen het wit zijner oogen en tanden schittert tusschen al dat zwart.
Maar toch zijn de vriendjes op een besten voet; zij hebben mekaar in lang niet gezien, de boodschappen worden voor een poos vergeten, de zwarte werpt zijn groezelige instrumenten op straat, de witte