Een Amerikaansche handelaar in geraamten.
In Philadelphia woont een oude Franschman, die in geraamten handelt, welk beroep hij zooveel mogelijk tracht geheim te houden. Boven zijn deur prijkt het opschrift M. de Robaire, Parfumerie.
Die geheimhouding acht hij noodzakelijk met het oog op zijn buren, die meestal uit negers bestaan, welke, zooals men weet, zeer bijgeloovig zijn. Hij zelf zou het huis, waarin hij sedert 25 jaar woont, niet gaarne verlaten. Zijn zeldzame zaak bevindt zich op de tweede verdieping van het gebouw, die slechts twee kamers bevat, waarvan de eene als werkplaats, de andere als winkel en slaapkamer dient. Een griezeliger slaapkamer bestaat er zeker niet. Aan de muren prijken schedels, beenderen en skeletten in de potsierlijkste figuren; vier groote schedels grijnzen ons van de bovengedeelten der deurposten aan, terwijl aan de kanten van het bed een geraamte spookachtig zijne beenige armen uitstrekt. Het geheel wordt flauw verlicht door een lamp, die met koorden, uit menschelijke huid vervaardigd, aan het midden van het plafond bevestigd is. De lamp zelf is van een menschelijken schedel gemaakt.
Robaire, die in 1805 Frankrijk verliet en zich in Philadelphia vestigde, waar hij deze zaak oprichtte, heeft zelf de grootste gelijkenis met zijn skeletten. Hij ziet er oud uit en heeft magere, wolfachtige gelaatstrekken. Zijn dunne bovenlip is bedekt door een staalgrijze snor, terwijl van zijn kin een Napoleonssik in dezelfde kleur afhangt. Zijn schedel is kaal en slechts enkele roode haren staan op het voorste gedeelte daarvan; onder zijn borstelachtige wenkbrauwen schitteren een paar kleine zwarte oogen als gloeiende karbonkels. Toen Robaire naar Philadelphia kwam, had hij moeite, wegens de groote concurrentie en de geringe vraag naar zijn artikelen, vasten voet te verkrijgen. Daarom handelde hij tegelijk in drogerijen, welke zaak hij nu nog drijft, echter alleen om zijn skelettenhandel te verbergen. Hij kwam er eerst bovenop toen na het jaar '60 de orde der ridders van Pythias ontstond, in welken tijd Robaire al zijn concurrenten overvleugelde en zich een klein vermogen verwierf.
In zijn vak is Robaire inderdaad een kunstenaar. Hij zoekt met gesloten oogen onder een hoop beenderen naar die, welke bij een skelet behooren, weet dadelijk van elk been tot welk deel van het geraamte het behoort en stelt het samen, onverschillig van welk ras het afkomstig is. De prijs, dien hij voor skeletten bepaalt, hangt af van den graad van hun hardheid en witheid, de ontwikkeling der beenderen en van hun stevigheid.
De fransche skeletten verkiest Robaire boven de duitsche en amerikaansche; behalve dat deze wegens bovengenoemde eigenschappen grootere waarde hebben, zijn zij ook zorgvuldiger geprepareerd. Terwijl de duitsche en amerikaansche skeletten er grof en morsig uitzien, hebben de fransche een helderen, witten glans. Dit is dan ook de reden dat hij voor de laatste meer afnemers vindt en zelfs verplicht is geweest kunstmatige geraamten van papier maché te vervaardigen, daar de 2600 natuurlijke skeletten, uit Frankrijk ingevoerd, aan de aanvraag niet konden voldoen. Robaire is overigens nog niet zoo ver gekomen een chineesch skelet te bezitten, wat een gevolg is van het geloof der Chineezen, dat zij niet in den hemel kunnen komen als hun gebeente niet in chineesche aarde rust. Voor den verkoop berekent Robaire een kunstmatig samengesteld geraamte op 10 tot 15 dollars, een geïmporteerd natuurlijk 30 tot 35 dollars, en een in het land geprepareerd 20 dollars. De skeletten, die zijn slaapkamer versieren, zijn niet te koop; hun eigenaar beschouwt ze als dierbare vrienden en kameraden.