een deel van de brieven van Horace Walpole zijn aandacht. De pikante anecdotes, de gemoedelijke beschrijvingen, de bijzonderheden van persoonlijken aard met betrekking tot zijne tijdgenooten, waarmee Walpole zijn correspondentie kruidde, bekoorden hem en gaven hem het denkbeeld aan de hand om aan zijne verslagen der zittingen meer gloed en kleur te geven. Het denkbeeld was voortreffelijk en kwam geheel ten bate van den ‘New-York Enquirer,’ die er naam door maakte. Doch de schrijver bleef onbekend, en al bekwaamde hij zich in zijn vak, hij kon er slechts ternauwernood van leven.
In 1835 was hij er echter in geslaagd om de voor hem belangrijke som van 250 dollars ter zijde te leggen. Na rijpe overwegingen begaf hij zich naar een jong opzichter eener drukkerij, die ook eenmaal een der meest gevierde dagbladschrijvers van New-York worden zou. Horace Greeley, de eigenaar van den ‘New-York Tribune’ heeft deze ontmoeting aldus beschreven: ‘Bennett kwam mij opzoeken; hij was met letterzetten bezig, hij stak de hand in zijn zak, haalde er een hand vol zilver uit, dat hij met een weinig goud en een biljet, van 50 dollars voor mijne oogen deed schitteren. Hij verzekerde mij, dat hij daar een som had van 2 à 300 dollars en bood mij aan om te zamen een dagblad te stichten, waarvan ik de drukker en hij de uitgever zou zijn. Ik betoogde hem, dat dit bedrag onvoldoende was. Zonder verder aan te houden verliet hij mij. Korten tijd later vernam ik, dat hij den “New-York Herald” in het leven had geroepen.’
Het bureau van dit later zoo verspreide blad was minder dan bescheiden. Een kelder in Nassaustreet; in dien kelder een houten stoel en twee ledige vaten, waarop een plank, die voor lessenaar diende; - dit alles maakte het geheele meubilair uit. Bennett zelf verkocht zijn blad voor één cent (f 0.025 Ned.). Uitgever, eigenaar, reporter, boekhouder, bode, bediende, verkooper, al deze baantjes vereenigde hij in zichzelven, terwijl hij bovendien de advertentiën opstelde voor zijne klanten, die niet konden schrijven. - De ontvangsten waren gering, en meermalen moest de eigenaar van den ‘New-York Herald’ zich afvragen of hij den volgenden Zaterdag wel genoeg zou hebben om de rekening van drukker en papierhandelaar te betalen, ja zelfs of het blad 's maandags wel zou kunnen verschijnen.
Hij zelf heeft verhaald dat hem, nadat al zijne rekeningen betaald waren, meermalen niet meer dan 25 cents (f 0.625 Ned.) overbleef en zulks niettegenstaande hij achttien uren per dag arbeidde. In zulke omstandigheden naderde hij de veertig. Weinig gezellig van aard, buitengewoon sober, ontbrak hem de kunst zich vrienden te maken en de genegenheid van anderen te winnen. Hij vervolgde zijn weg vol zelfvertrouwen, onvermoeid zoekende naar een steunpunt, naar een hefboom van Archimedes. Het toeval deed er hem een vinden.
Een zekere Brandreth, apotheker, had een geneesmiddel uitgevonden, een soort van panacée, dat hem inderdaad millioenen opleverde. Brandreth had een instinctmatig voorgevoel van de macht van het adverteeren, van de reclame. Hij zocht Bennett op en bood hem een vaste som voor de opneming zijner advertentiën in het blad. Elke week geregeld een vaste som te ontvangen, - dit was het wat Bennett te vergeefs had gezocht, een geregeld inkomen; het loon van drukker en papierverkooper verzekerd; de angstvolle zorgen voor den Zaterdag verdwenen. Het aanbod werd terstond aangenomen en de ‘New-York Herald’ was voor goed gegrondvest. Een jaar later was het formaat van het blad en de prijs er van verdubbeld, de oplage bedroeg 20000 exemplaren; zijn gelukkige eigenaar verdiende reeds 1000 dollars in de week.
Op 23 April 1838 wierp de eerste stoomboot, die uit Europa met bestemming naar de Vereenigde Staten was vertrokken, de ‘Sirius’ het anker in de haven van New-York. Met de ‘Great-Western’, die de ‘Sirius’ na eenige uren volgde, werd het tijdperk der snelle gemeenschapsmiddelen geopend. James Gordon Bennett scheepte zich op de ‘Sirius’ in, bezocht Frankrijk en Engeland en wist zich de medewerking van vaste correspondenten te verzekeren. In New-York teruggekeerd huurde hij een jacht, dat bestemd was om op zee de stoombooten, op weg naar New-York, op te vangen, en op deze wijze aan zijn dagblad de primeurs van de Europeesche nieuwstijdingen te verzekeren. Niets was hem te veel om zijne mededingers vóór te zijn. Geheel opgaande in zijne onderneming, gaf hij zonder bedenken geheele sommen uit, om enkele uren, ja soms enkele minuten te winnen. Dank zij zijn beheer, werd de ‘New-York Herald’ een macht in den staat en het nauwkeurigst ingelicht en meest gelezen dagblad van de Vereenigde Staten.
Beter dan ieder ander, had deze Schot, met zijn koel hoofd en vurige verbeelding, de practische, positieve zijde van het karakter zijner aangenomen landgenooten, hunne behoefte aan juist omschreven feiten, aan nauwkeurige en uitgewerkte berichten begrepen. De Amerikanen gelooven niet, dat zij eene meening hebben, omdat zij een dagbladartikel hebben gelezen. Zij eischen van hunne pers dat zij hun de grondstoffen verschaft, door middel waarvan zij zich eene eigen meening kunnen vormen. De ‘New-York Herald’ voldeed aan dien eisch.
Zijn geluk verbitterde zijne vijanden, en zijn uitgever had een harden strijd te voeren. Aan de hevige aanvallen, waaraan hij blootstond; aan den veldtocht, die in 1840 door negen van de voornaamste dagbladen van New-York tegen hem ondernomen werd; aan de beleedigingen, die zij hem naar het hoofd slingerden, antwoordde hij met cijfers, de gezamenlijke oplage zijner tegenstanders, die 36650 exemplaren per dag bedroeg, tegenover die van den ‘Herald’ stellende, die 51000 overtrof.
Hij dreef dus den spot met de machtelooze woede zijner vijanden en gaf openlijk zijn voornemen te kennen, eene omwenteling tot stand te brengen in de Amerikaansche dagbladpers.
En dit voornemen voerde hij uit. Geheel doordrongen van de Engelsche traditiën, volgde de Amerikaansche pers nog getrouw de dwalingen harer Britsche zuster. Hare zware, onverteerbare, massieve en betoogende artikelen, geteekend: Honestus, Scaevola, Americus, Publius, Scipio, schenen getrouwe copieën van die van Addison, Junius, Swift en Bolingbroke,