De Huisvriend. Jaargang 1892(1892)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Moeielijke dagen. Lang had hij gestreden met moed en met kracht, Hoe fel ook geslagen door 't leed; Hoezeer in zijn ziel, als een donkere nacht De smart hare schaduwen gleed. De vrede - zoo dacht hij - ontspringt bij het kruis, Na regen schijnt 't zonnetje weer, Licht keert ook de voorspoed wel weer in mijn huis, Ik hoop en betrouw op den Heer! Maar hooger en hooger steeg immer de nood Als 't wassen eens dreigenden vloeds; Geen werk - en daarom voor 't gezin ook geen brood! - Hoe schreide de stemme des bloeds! [pagina 155] [p. 155] Geen licht in 't verschiet en geen vrienden tot hulp En, ach! door een lasterlijk woord Beroofd van zijn eer en verjaagd uit zijn stulp, Ontvlucht hij dit jammerlijk oord. - O, moeilijke tocht voor het eerlijke hart, Tot werken bekwaam en gezind: Hij voelt niet alleenlijk zijne eigene smart, Maar ook die van vrouw en van kind. Één blik nog ten afscheid de eens dierbare plek... Het hart breekt hem los in geween - En dan zich gehaast tot het droevig vertrek - Maar, hemel! waarheen toch... waarheen?... De zangers, zij vlieden naar 't zonnige Zuid Als 't guurt in het stormige Noord, En galmen daar vroolijk hun liedjes weer uit, Door koude noch kommer gestoord. Maar zal ook de zwerver, verjaagd als een hond, Geland aan der vreemdlingen kust, Daar vinden wat hij in deez' oorden niet vond: Het dagelijksch brood en - de rust? - O, Hij, Wiens algoedheid heel de aarde verbreidt, Die vooglen voor kommer behoedt, Hun vlucht in de ruimte der heemlen geleidt, Hij richt ook des bannelings voet. Hoe zwaar ook een onweer hij boven zich hoor', Wat wolk er ook drijve aan den trans, Dra breekt toch de zon van Gods liefde weer door Met stralenden, koestrenden glans! George Ford. Vorige Volgende