Verraad.
Zelfs koeien kunnen verraden worden; wie zou het denken van die vreedzame, goedige dieren, dat zij aan zulk een snoode misdaad ten offer konden vallen!
En toch is 't waar. Op het mooie zomertafereeltje van den schilder Cox zien wij de euveldaad uitvoeren en de misdadigster ziet er niets afschrikwekkend uit; integendeel, 't is een allerliefst buitenmeisje in een frisch katoenen kleedje, met een zonnekap over het kroeze haar, dat een aardig glimlachend gezichtje in de lijst zet.
Zij lacht nog, die boosdoenster, terwijl zij haar gevulden, door de zon wat verbranden arm vooruitsteekt met een appel of een knol, om het rund - de zwart-en-witbonte - naar zich toe te lokken, en de andere hand houdt, o gruwel! het touw vast, dat zij straks, wanneer het niets kwaads vermoedende dier onder haar bereik is, hem om den hals wil slingeren; en dan, dan zal de arme os weten, waaraan die ongewone vriendelijkheid zijner meesteres toe te schrijven. De witte koe, zijn zusje die nu zoo jaloersch komt toeloopen, mag van geluk spreken, dat haar die gunst niet ten deel valt.
Dierenbeschermsters zullen de daad van het mooie melkmeisje misschien even slecht en laag vinden, als die van beruchte verraders, wier naam thans nog door het nageslacht met afschuw genoemd wordt, maar al zijn ze nog zóó van oordeel, dat dieren en menschen op gelijke rechten aanspraak kunnen maken, zij moeten toch al heel verwoede planteneetsters zijn om nog te toornen op het handige boerinnetje, als de vruchten van haar verraad, in den vorm van een malschen biefstuk of een schilderachtige rollade, voor haar op tafel verschijnen.