Aangenaam samenzijn.
't Is een rustig, lief tafereeltje, dat de schilder Artz ons hier te aanschouwen geeft; de omgeving is meer dan eenvoudig, toch kunnen wij gemakkelijk uit alles opmaken, dat zindelijkheid en orde hier heerschen, en aan het schamele vertrek iets aantrekkelijks en gezelligs geven.
Maar wat er vooral den stempel op drukt, het is de persoonlijkheid van de jonge vrouw, die na volbrachten huisarbeid daar zoo bedaard en ijverig zit te breien. Er gaat een eigenaardige bekoorlijkheid van dat vrouwenfiguurtje uit: opgeruimde kalmte zetelt op haar voorhoofd, op haar vriendelijke lippen; zij houdt haar oogen nedergeslagen, maar men kan zich voorstellen dat hun uitdrukking ook vol tevredenheid en goedheid is. Een zonnetje in huis, zoo straalt zij over alles en werpt over haar geheele omgeving licht en vreugde.
Is de jonge zeeman, naast haar, haar vrijer, haar man, of haar broer? Hoe 't ook zij, men ziet het hem aan, dat de tegenwoordigheid zijner lieve, vlijtige gezellin ook op hem een kalmeerenden, heilzamen invloed heeft.
Hij schijnt een vroolijke Frans; de manier waarop hij zijn pet op heeft, de guitige uitdrukking van zijn gezicht, de smakelijke manier waarmede hij zijn pijpje rookt, alles verraadt in hem den jongen, die van een pretje houdt, die maar een weinig verleiding noodig heeft om dwaasheden te doen, welke hem misschien levenslang zullen berouwen.
Gelukkig dat hij genoegen schijnt te vinden in het rustige samenzijn met de verstandige, bedaarde vrouw; het kan niet anders of zij moet een invloed ten goede op hem uitoefenen. In welke verhouding zij ook tot hem moge staan, zeker is het dat, wanneer hij weer op zee gaat en de stormen woedend zijn schip heen en weer stuwen, of dat hij den veel gevaarlijker maalstroom tart, die hem in de havensteden wacht, haar beeld in zijn eenvoudige harmonische lijst hem steeds voor den geest zweven en van menig kwaad terughouden zal; zoo groot is de tooverkracht, die uitgaat van een zachte, vriendelijke, deugdzame vrouw.