De Huisvriend. Jaargang 1892(1892)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] Verklapt? ‘Wat of dat aardig zusterpaar Daar samen toch befluistert, - Dat de een zoo in haar vuistje lacht, En de andre gretig luistert?’ Dus vraagt ge? - Kom maar even hier, 'k Vertel 't u met een woord drie, vier. Dat lachebekje zou en moest, Naar vaders strenge reden, Met rijken Kasper - rijk, maar dom! - In 't huwlijksbootje treden: ‘Neen,’ zei ze, ‘daar komt niets van in! Dan is Martijn méér naar mijn zin!’ Martijn - al heeft hij ook geen geld - Een jongen om te stelen, Die haar zoo liefheeft, en zij hèm, Trots vaders wreed bevelen! Martijn zou 't wezen, hij of geen: ‘Die Kasper?! - Neen! en nogmaals neen!’ Het spande soms geducht in huis, Er vielen harde woorden; Maar... 't leek wel of het lieve kind Zich daar niet veel aan stoorde: ‘Laat vader nòg zoo brommig zijn, - 'k Krijg tóch mijn zin! 't Wordt tóch Martijn!’ En - 't is Martijn geworden óók, Dank zij haar slimme listen: De rijke Kasper kreeg den bons, 't Is uit nu met het twisten. ‘En wat was 't fijne van de grap?’ Ja - denkt ge dat ik dàt verklap? H.V. Vorige Volgende