De moeder der Gracchen.
Iedereen geniet twee soorten van opvoeding: een die hij van anderen ontvangt en een andere, die hij zich zelf geeft.
Van de eerste soort kan er geen belangrijker en op de geheele verdere ontwikkeling van ons karakter van grooter invloed zijn dan de opvoeding, welke wij door voorbeeld en lessen in het ouderhuis ontvangen. Het karakter der ouders herhaalt zich gedurig in hun kinderen, en de herinnering aan hun lessen en voorbeeld werkt gedurende het latere leven nog altijd op hen na; maar het is vooral de moeder, wier invloed op de jonge, zachte, voor indrukken zoo gevoelige ziel van het kind van buitengewoon groote beteekenis is.
De geschiedenis heeft het herhaaldelijk geleerd en altijd meer bevestigd. Als wij den levensloop nagaan van de mannen, die door hun daden, hun geest, hun werken beroemd zijn geworden, zoo zullen wij in de meeste gevallen zien, dat zij het beste van hun groote persoonlijkheid aan de ziel hunner moeder danken. De oudheid levert slechts weinige bewijzen hiervoor, wat niemand verwonderen kan, als men in aanmerking neemt tot welke teruggetrokkenheid de vrouwen toen veroordeeld waren. Intusschen kan men ook uit dat tijdperk groote moeders van groote zonen noemen. Zoo toont ons de romeinsche geschiedenis als het schitterendste voorbeeld daarvan Cornelia, de moeder der Gracchen; zij is als het type geworden van een dier eerbiedwaardige romeinsche matronen, die zich niet minder verdienstelijk maakten jegens de groote, de wereld beheerschende republiek, dan haar dapperste veldheeren en geniale staatslieden.
Geboren uit de hoogedele familie Cornelia, zelf een dochter van den oudsten Scipio den Afrikaan, was zij een vrouw van zeldzamen, door grieksche letterkunde en wijsbegeerte gevormden geest; vroeg weduwe geworden, gaf zij haar beide zonen Tiberius en Cajus niet, zooals toenmaals de gewoonte was, over aan de handen van grieksche slaven, maar leidde zelf hun opvoeding en legde in hen de eerste grondbeginselen van heldhaftige, antieke karaktergrootheid.
Een dier lessen is het, welke de phantasie van den kunstenaar op het doek getooverd heeft en waarvan wij een afbeelding geven.
Vol moederlijke fierheid zit de edele matrone vóór de op den achtergrond geplaatste buste van den grooten Scipio: uit haar half geopenden mond meenen wij de opvoedende woorden te hooren eener groote moeder, die zich haar hooge waardigheid ten volle bewust is. De rechterarm is met een verklarend gebaar half opgeheven, de linker rust op den schoot. Vóór haar staat, in kinderlijk eerbiedige houding, de oudste zoon Tiberius, een bijna volwassen knaap met droomerige, half gesloten oogen. In zijn jeugdige borst kiemen reeds de ernstige plannen van toekomstige groote daden.
Dicht naast hem zit op een stoel de 10 jaren jongere Cajus, die met aandoenlijken, kinderlijken ernst, aan den mond zijner welsprekende moeder hangt. Van haar heeft hij die welbespraaktheid geerfd, waarvan zelfs de practische Cicero verklaart, dat Cajus zijn woorden met zulk een uitdrukking van stem, oogen en gebaren begeleidde, dat zelfs zijn vijanden hun tranen niet konden weerhouden.
Beide broeders betraden dezelfde groote, roemrijke maar smartelijke loopbaan van den volkstribuun en vielen als offers van woeste partijzucht en lagen volkshaat.