Kardinaal Manning.
Veertig minuten vóór dat in het kasteel van Sandingham het jonge, hoopvolle leven van den Hertog van Clarence door den onverbiddelijken dood werd afgesneden, eindigde in Londen een groot, edel man zijn lang, welbesteed leven.
De Kardinaal-Aartsbisschop van Westminster, Henry Edward Manning, viel, evenals de hertog, op den eigen morgen van 14 Januari ten offer aan dezelfde wreede ziekte.
Zonderling contrast: de prins, die nog niets had gedaan en van wien men alles wachtte, de kerkvorst, die zijn dagwerk op zoo verheven wijze had vervuld, beiden in hetzelfde uur door den dood vereenigd.
Op zijn sterfbed volgde de grijsaard vol belangstelling de ziekteberichten van den jongeling. ‘God zij dank,’ sprak hij nog uit het diepste van zijn hart, toen daags te voren een lichte beterschap werd geconstateerd. 't Mocht niet zijn, kardinaal en prins verlieten beiden bijna tegelijk de aarde, waar de ééne zoo weinig, de andere zoo ontzaglijk veel had gearbeid.
Kardinaal Manning werd in 1808 in het stadje Totteridge, uit gegoede ouders geboren. Hij was eerst bestemd voor de balie en maakte zeer goede studiën in Harrow en Oxford. Ten gevolge van geldelijke verliezen zijner ouders moest hij de studie van het recht opgeven en trad in dienst der kerk. In 1833 werd hij rector van Lavington en in '42 Aartsdiaken van Chicester; hij was intusschen gehuwd met miss Caroline Sergent, maar verloor haar en hun dochtertje na een kort, maar hoogst gelukkig huwelijk. De Anglicaansche kerk, waarvan hij een der grootste sieraden was, voldeed niet langer aan de behoeften van zijn geest en hart, en hij verliet haar in '51 voor het Katholieke geloof; nog hetzelfde jaar werd hij tot priester gewijd, en na een vierjarig verblijf in Rome vestigde hij zich in Bayswater - een voorstad van Londen - om daar onder de armen te leven, hen te leeren en te helpen.
Man en vriend des volks, christelijk socialist, dit was Manning vóór alles; dit bleef hij ook nadat hij in '65 tot bisschop van Westminster en in '75 tot kardinaal benoemd was. Het volk te verheffen, het beter en gelukkiger te maken was het doel van zijn leven, en in deze levenstaak won hij de hoogachting en sympathie van ieder, onverschillig of men zijn overtuiging al dan niet deelde.
Zóó bestreed hij den doodsvijand van het engelsche en iersche volk, den drankduivel, door de bekende ‘League of the Cross’ op te richten, die duizenden en duizenden leden van onthouders telt.
Zoo maakte hij in '89 door zijn bezielend woord en liefdevolle, verstandige tusschenkomst, een einde aan de werkstaking der dokwerkers. Overal waar het een liefdewerk gold, streed kardinaal Manning in de voorste rijen; niet alleen het engelsche volk had recht op zijn hulp en zijn steun, zoowel voor de vervolgde Joden in Rusland als voor de ongelukkige slaven van Afrika sprong hij in de bres.
In zijn privaat leven was hij buitengewoon eenvoudig en matig; voor ieder, die hem kwam bezoeken, had hij een welwillend, hartelijk woord over. Zijn werkkracht en ijver grensden aan het wonderbare. Hij is gestorven als een strijder op het slagveld met de wapens in de hand. Een groot figuur is met hem van het wereldtooneel verdwenen. Zijn naam en zijn werk zullen bij duizenden in gezegend aandenken blijven.