Dus het zou nu eens mogelijk zijn, dat onze vurigste wensch, verloofd te zijn, vervuld werd. Het ontmoeten op weinig bezochte plekjes buiten, het schrijven van briefjes, die ongemerkt bezorgd moesten worden, al die geheimzinnigheden, zij zouden niet meer noodig zijn. We zouden samen kunnen wandelen, zonder bevreesd te zijn, dat de een of andere kennis ons zag, we zouden elkander dagelijks zien en spreken. Dat alles zou mogelijk zijn, zoo... zij haar akte slechts had. Daarom werd de verloving uitgesteld. Het was een gruwelijke teleurstelling voor ons, wreed en ontgoochelend. Wachten! ja, dat valt moeilijk, als men jong is. En terwille van zoo'n akte! O! ik was zoo boos!
Anna trok het zich ook erg aan. Ze had een zenuwachtig gestel en langzamerhand werd ze gedurig ongesteld. Hoofdpijn, telkens uitbarsten in huilen; de spanning werd haar te groot.
Het kon zoo niet langer voortgaan en onze ouders besloten, niet langer te wachten met de verloving.
Op een Zondagavond zou het gewichtig feit plaats hebben. Des avonds gingen wij, mijne ouders en ik, naar Anna's huis, ik natuurlijk met ietwat kloppend hart. Eerst volgde er een alledaagsch gesprek. Niemand sprak of doelde op de vraag, die aanstonds beslist zou worden, hoewel allen er aan dachten.
De schemering begon te vallen en dit vond mijn vader het geschikte tijdstip om over ons beiden te spreken; na eenige oogenblikken raapte ik al mijn moed bijeen en vroeg Anna's hand. Ik stond over mijzelve verbaasd, zoo flink sprak ik. Hoewel we zekerheid hadden, dat mijn aanzoek niet afgeslagen zou worden, wachtten we ongeduldig het antwoord af.
De toestemming volgde na eenige oogenblikken; er werden kussen, handdrukken gewisseld, tranen kwamen bij enkelen te voorschijn en onze verloving was gesloten.
Maar.... er was één voorwaarde bij. Mijn toekomstige schoonpapa vond het jammer, zeer jammer zelfs, dat zijne dochter haar bijna voleindigde studiën staken zou. Binnen weinige maanden zou ze in staat zijn, haar akte te halen. Dus tot dien tijd moest ze op de Normaalschool blijven. Mijn oudelui vonden dit zeer billijk; men kon nooit weten, wat er gebeurde. Bovendien, het was een korte tijd, dus dit was zoo erg niet.
Ik alleen vond het wel degelijk erg!
Moest ze nu toch die ellendige akte halen, nog altijd op de Normaalschool blijven? En als ze nu eens zakte? Wat dan?
Neen, ik kon het niet toegeven. Ik zeide, onder meer, dat het studeeren zeer ongezond voor haar gestel was, dat het niet netjes voor een geëngageerd meisje was, in eene klasse te blijven van gemengd geslacht; van nuttelooze kennis.... Mijn onstuimig bloed was stellig aan het bruisen gegaan, zoo ik geen smeekenden blik, geen zacht tikje van hare hand ontvangen had. Ik zweeg dus, maar inwendig vervloekte ik die akte....
De tijd naderde, waarop de examens voor lager onderwijs afgenomen zouden worden. Ieder verzekerde dat Anna alle kans van slagen had en ik geloofde het ook. Zij zelve was niet zoo gerust en ik bemerkte meer dan eens, dat ze vreeselijk zenuwachtig was. Hoe nadeelig moest het toch voor hare gezondheid wezen, zei ik bezorgd in mijzelf, waarvoor diende toch dat zwoegen voor die akte? Toen ik haar des namiddags afhaalde aan het gebouw, waarin de examen-commissie zich bevond, zag ik onmiddellijk, dat zij er ‘door’ was. Een blos van vreugde op haar gelaat, een rolletje papier in haar hand, zoo kwam zij naar mij toe. Ik belastte me met de zorg voor het blad papier, met zooveel moeite verkregen. Ik had een gevoel, alsof ik een vurig gehaten vijand in mijn macht had en het was mij ernst, toen ik voorstelde deze akte bij onze thuiskomst in kleine stukjes te scheuren en te vernietigen!
‘Neen, dat zou jammer zijn,’ antwoordde Anna ‘Ik zal het bewaren als eene gedachtenis.’
De akte werd in een laadje van papa's schrijftafel gelegd en smaakte eenigen tijd eene volmaakte rust. Er werd niet meer over gesproken. Anna werkte in het huishouden en ik dacht, dat ons volmaakt geluk nu gekomen zou zijn.
Ik bedroog mij echter. Na eenigen tijd werd het verwenschte blad papier te voorschijn gehaald en naar het bestuur eener naburige stad gezonden. Er was daar een plaats als onderwijzeres vacant en Anna zou solliciteeren.
Een ieder kan begrijpen, hoe ik deze poging opnam. Ik vond het afschuwelijk! Niet alleen, dat ze geheel uit het huishouden gerukt werd, ik zou mijn meisje ook slechts enkele Zondagen kunnen spreken. Vooral hinderde het mij, dat Anna zelf het zoo gaarne wilde. Ik had haar bijna verweten, dat ze niet van me hield.
Ik gaf weer toe, want redeneerde Anna, 't viel juist mooi, dat er in die stad een oom woonde, bij wien ze kosteloos huisvesting krijgen kon. Alleen als we onmiddellijk konden trouwen, zou ze er van afzien. Toch haatte ik die akte, meer dan ooit.
Ze werd aangesteld en voortaan sprak ik haar slechts des Zondags. Ik troostte mij door hard te werken. De zaak, waar ik werkzaam was, zou ik kunnen overnemen, dan, dan zou het mogelijk wezen, dat we trouwden. Ik spaarde dus, zoo veel ik kon. Ik trachtte elke cent te verdubbelen en na een paar jaren had ik een aardig sommetje bijeen. Elke maand telde ik mijn gering kapitaaltje, elke maand rekende ik uit, wat er nog ontbrak en schreef ik aan Anna, hoeveel mijn spaarduitjes bedroegen. Het speet me verbazend, dat het geld niet sneller vermeerderde. Ik wist, dat Anna niets ten huwelijk meebracht, dus daarop behoefde ik niet te rekenen.
Moedeloos, verslagen zat ik somtijds op mijn kamer. Ik benijdde den rijke zijn vermogen, ik was ontevreden op mijzelf, op de wereld, kortom op alles.
Want het zou nog lang, zeer lang duren, eer mijn hartewensch vervuld zou worden: Anna als mijn vrouwtje te beschouwen; een eigen huishouden te hebben; een eigen lief tehuis, waarin geen akte hare invloeden zou doen gelden. Ja, hoelang zou dat paradijs voor mij gesloten blijven, hoelang nog? Waar zou ik de ontbrekende som kunnen krijgen? Nergens, dat wist ik; slechts door wachten en sparen!
Eens ontving ik een brief van Anna, waarin ze mij iets gewichtigs meedeelde. Zij had haar ontslag als onderwijzeres gevraagd. Het leven op school ging haar vervelen - nu, dat verwonderde mij niet -