waar. Hierachter geven wij het portret van een dergelijken armlooze volgens een oude houtgravure, ontleend aan een album, dat uit het laatst der 16de eeuw afkomstig is en zich in het bezit bevindt van een aanzienlijke duitsche familie. Deze kunstenaar heeft Thomas Schweickerus (Schweiger) geheeten, en, volgens een bij de gravure gevoegd handschrift, kon hij precies hetzelfde doen als thans de heer Unthan. Alleen schoot hij niet met een flaubert-pistool, maar met pijl en boog; ook speelde hij geen schaak met zijn bezoekers, maar toch op een bord het zoogenaamde ‘poefspel.’
Wij zien Schweickerus op de houtgravure, waarvan wij een reproductie geven, een reusachtige spin gelijk, op een tafel zittende schrijven. Wel treffend is het, dat de arme misgeborene een spreuk schrijft om God te danken en te loven. Naast hem ligt een opengeslagen boek, verder liniaal, passer, pen, naaiwerktuigen enz., en vóór hem staat een bloemenvaas, waaruit hij een anjelier schijnt genomen en voor zich gelegd te hebben. Op het handschrift, dat het plaatje vergezelt en dat zeer fraai geschreven en zelfs met teekeningen versierd is, heeft de ongelukkige de volgende in het Latijn geschreven dichtregels gesteld:
‘Wat anderen met de vingers doen, dat verricht Schweicker met bewonderenswaardige handigheid met zijn voeten. Hij maakt met zijn voet verzen die met een sleep versierd zijn (met slotvignetten, zouden wij zeggen). Hij snijdt de spijzen met de voeten en doet daarmede alles. Dat dit een wonderwerk Gods is, zal niemand, die met verstand bedeeld is, ontkennen!’
Onder deze verzen staat een opdracht aan den waardigen
galanterie. Naar F. Lefler.
en welgeleerden heer predikant van Heidelberg, Lautenbach, met Schweicker's naam en den datum (31 Mei 1583), en daaronder zulk een ‘sleep’ of vignet, zorgvuldig met inkt geteekend en met roode verf opgeluisterd. Aan de achterzijde van de houtsneê staan verder de volgende verzen in het Latijn: ‘Aangezien ik, over wien God zich erbarme, vingers, handen noch armen heb en mij aldus behelpen moet, schrijf ik dit met mijn voet. Daarom, vrome Christen! dank God dagelijks voor deze weldaad, dat gij hebt een recht lijf (Schweicker schijnt volgens het plaatje ook een bochel gehad of misschien, door zijn manier van werken met voorovergebogen lichaam, er een gekregen te hebben). Hoe ik mijn tijd verdrijf, dit toont u mijn conterfeitsel... ofschoon God en de natuur mij zoo schiepen, heeft Hij mij toch vergund alles met mijn voeten even goed te doen; ik eet en drink aan tafel, met mijn voet druk ik handen, schrijf, schilder, snijd hout, bind boeken in, kan een armboog netjes gebruiken, tel geld, en op vriendelijk verlangen speel ik met wie mij staan wil een partijtje op het bord, schenk in, drink uit, trek mijn kleederen zelf aan en vermaak een fijne pen. Thomas Schweicker, Hallensia’ (misschien Hall, in Zwaben).
Het onderschrift der houtsnede luidt verder:
‘Heere God! 't staat slecht op aarde! Blijf bij ons! 't Zal avond worden. Van alle kwaden verlos ons Heer! want de tijden zijn zeer boos. Schenk ons een zalig einde en neem onze ziel in uwe handen!’
Uit het voorgaande blijkt duidelijk, dat reeds vóór 300 jaar een zonder armen geborene zich dezelfde behendigheid in het gebruik zijner voeten verwierf als onze tijdgenoot Unthan. zijn kunst evenzoo ten toon stelde als deze en, gelijk de afbeelding der