Een helpende hand.
Ja, nu zal het gaan, nu Geurtje vader helpt. Wat gaat het er nu door, nu haar kleine handjes de riemen mede besturen, ja het zal niet lang duren of zij zijn aan wal. Kijk eens hoe haar oogjes glinsteren bij het zware werk, hoe trotsch zij om zich heen ziet. Zij moeten het opmerken, daar ginds op het groote schip, hoe die schuit, door den wakkeren zeeman en zijn dochter bestuurd, de baren doorklieft. Dochter en zuster van zeerobben, is er alle kans op, dat zij eenmaal ook hun vrouw en moeder zal worden. Het groote water is haar speelplaats, het zingen der golven haar muziek, de zee van jongs af haar vriendin, haar vertrouwde. Gelukkige dag, nu 't haar vergund is vader te vergezellen op zijn tocht. Ach! zal er een dag komen dat Geurtje met droevige oogen die trouwelooze zee, de ‘stiefmoeder der schepen’, aanziet en haar beschuldigt van haar alles wat zij liefhad te hebben ontnomen?