Radeloos.
Er komen moeilijke oogenblikken voor in het menschelijke leven.
Verbeeld u kleine Chris, die boodschappen voor moeder moest doen, en die gemakshalve haar schoenen thuis liet, daar zij toch maar nat zouden worden in den regen. Daar komt zij aan met haar mand gevuld met allerlei: petroleum-kan, koffie, suiker, rijst, couranten en wat al niet, voor de deur van haar moeders huis, een armzalig, verfloos huis, met een donker portaal waarop een steile trap belandt.
Behalve deze zware mand, die Chrisje, zoo goed en zoo kwaad zij kon, aan den arm droeg, hield zij nog een parapluie boven haar hoofd geopend, niet om zich zelf tegen den regen te beschutten, ach hemel, neen! Chrisje heeft niets aan wat bederven kan, maar de eetwaren in de mand, die een geheele week levens vertegenwoordigen, mogen niet nat worden. En ach! op het laatste oogenblik, daar staat zij radeloos voor de deur. De parapluie wil niet dicht, en de mand staat in den drup. In dat oogenblik verliest zij alle voordeelen door Chrisje verkregen met haar moedig ophouden der parapluie. Arme meid! geen wonder dat zij radeloos omziet in dien strijd tegen de weerbarstige besteedster; 't is misschien de eerste maal, dat zij radeloos omziet naar een behulpzame hand, maar zeker niet de laatste.