Onweerswolken.
Het is een oud praatje, door ieder gezegd en door ieder nagepraat, dat onweersbuien de lucht zuiveren; de ondervinding echter leert het anders. Onweer brengt het weer juist in de war. Mocht het noodig wezen dat de lucht gezuiverd werd, dan had men alle reden te vragen of het geneesmiddel hier niet erger is dan de kwaal; want wie heeft voor zoo'n zuiveringsproces weken lang druilig, nattig, regenachtig weer over, zoo'n weer als wij langzamerhand als het normale gaan beschouwen?
En dan door die gedurige onweersbuien wordt de lucht, zeggen de weergeleerden, dilettanten wel te verstaan - wijlen Prof. Buys Ballot, Rudolf Falb, majoor van Waelput niet te na gesproken - ongeschikt om warmte te verdragen. Nauwelijks schijnt het zonnetje, nauwelijks begint men eens al puffend te verklaren, dat het nu eindelijk zomer wordt, of jawel, daar gaat het los! De lucht betrekt, er komen zware wolken, daar schiet de bliksem, daar rolt en gromt de donder, en het lieve leventje is aan den gang en 't duurt een heele poos vóór de vrede weer hersteld is.
En zoo gaat het niet alleen in de lucht, maar ook in menig huishouden, het moge uit twee, vier of tien personen bestaan. Zie eens in die fraaie kamer; 't is daar mooi weertje geweest; de bloemen staan er nog, de klanken van lieve woordjes en kusjes zijn nog niet verstomd, en zie, plotseling verandert alles. 't Is er nu zoel, drukkend, bijna stikkend. Wat is er gebeurd? Ja wat? Er is een onweer op til, straks barst het los! En dan? Is de lucht gezuiverd? Wel neen! denk dat niet! 't Mag zoo schijnen, maar in waarheid is en blijft de zomer verstoord, het zonnetje verjaagd, de lucht onzeker.
Misschien is dat het eerste onweersbuitje, misschien kan het nog zooveel kwaad niet doen; misschien valt er straks een verkwikkende regen in den vorm van vrouwentranen en van een stortvloed van verzoenende woorden van zijn lippen, en dan breekt het zonnetje door en alles is weer goed - maar zal men dan nog zoo vast kunnen vertrouwen op het mooie weer als vroeger? Blijft het buitje niet nawerken!
Daarom, men zij op zijn hoede, vooral gij in uw wittebroodsweken, jonge bruidegom en bruid! Ontwijkt het eerste onweerswolkje. Wie weet, het zou den hemel van uw huwelijksgeluk wel eens voorgoed kunnen bederven, en dan bleef het altijd voor u druilig, somber weer.