Longchamps.
Wie in de lente te Parijs vertoeft, hoort daar boven alles een woord, dat alle geesten schijnt bezig te houden van mannen zoowel als van vrouwen. Het is Longchamps. Wie weet niet wat Longchamps is - het veld waarop de wereldberoemde wedrennen worden gehouden, waarbij zoo menig fortuin gewonnen en verspeeld wordt, - de dag van den Grand Prix, den grooten prijs.
Dat de heeren, die hun goed afgerichte renpaarden daarheen zenden en in de grootste spanning den uitslag der hardrijderijen afwachten, zich er zoo druk mee bezig houden, is te begrijpen, maar dat ook de dames weken of maanden lang de hoofdjes vol hebben van Longchamps, schijnt moeilijker te verklaren voor wien het Parijsche leven niet in bijzonderheden kent. Niet alleen is dit toe te schrijven aan haar belangstelling in de zaken van de haar interesseerende heeren, maar er is nog iets anders: Longchamps is immers de groote tentoonstelling der zomertoiletten.
Daar verschijnt men om te zien en gezien te worden, om te bewonderen en te benijden. Daar ziet men de fraaiste, frischte, kostbaarste, elegantste, dolste costumes, daar wordt het wachtwoord gegeven aan de Mode, van daar uit verspreiden zich de nieuwste façons over de Oude en Nieuwe Wereld. Wat daar verschenen is, geldt spoedig als wet, en zoo houden niet alleen de schoone Parisiennes, maar alle dames der elegante wereld zich bezig met hetgene in Longchamps voorvalt, en, zooals we reeds opmerkten, de paarden en weddenschappen beslaan daarbij slechts een zeer ondergeschikte plaats.