Chineesche brievenbestellers.
Het is in Europa weinig bekend, dat China een uitgebreid postwezen bezit, dat zeer nauwkeurig werkt; alleen de geboren Chineezen kunnen er gebruik van maken, hetgeen zij druk doen, daar de Staat ook voor de bestelling van voorwerpen van waarde tegen betrekkelijk lage prijzen geheel borg blijft. In iedere chineesche stad bevinden zich verschillende postbeambten, waarvan ieder voor het verkeer van een bepaalde provincie zorg draagt. De bestelling geschiedt door briefdragers, buitengewoon sterke en onversaagde mannen, die onophoudelijk den weg tusschen twee steden afleggen, tot 80 pond aan pakken op den rug dragen, en zich met zooveel snelheid bewegen, dat de brieven en voorwerpen van waarde betrekkelijk spoedig van plaats tot plaats komen. Zoodra een briefdrager aan een eindstation komt, geeft hij zijn pakket over aan een wachtenden ambtgenoot, en deze begeeft zich dadelijk naar de naaste plaats op marsch, geheel onverschillig of het dag of nacht, mooi of slecht weer is. Aan het naaste station geeft hij het pakket weer over aan een collega, en zoo wordt het zonder tusschenpoozen door het geheele rijk bezorgd.
Een brievenbesteller behoort in China eigenschappen te bezitten, die men in ons land niet van hem verlangt, hoewel zij toch ook hier tot de meest geplaagde lieden behooren. De chineesche briefdrager moet een buitengewoon krachtig man zijn, als men bedenkt, dat het geen kleinigheid is, meermalen op een dag in snellen loop met omstreeks 80 pond op den rug een groot eind af te leggen. De chineesche briefdragers gaan namelijk niet in tred, maar, zoover hun longen het toelaten, bestendig in draf. De briefdrager moet bovendien zijn lichaam steeds zoodanig voeden, dat hem de krachten niet te vroeg ontvallen; zij hebben daarom de gewoonte nooit geheel naar hun genoegen te eten, daar zij een gevulde maag voor bijzonder schadelijk houden. Zij beginnen hun marschen niet nuchter, maar gebruiken slechts een kleinigheid, en als zij op de plaats hunner bestemming aangekomen zijn, nemen zij weder zooveel, dat hun nog wat eetlust overblijft. De Chineezen zijn, zooals men weet, zeer bijgeloovig, en vreezen in het bijzonder voor geesten en toovenaars bij nacht. Een briefdrager mag zulk een vrees niet hebben; hij moet door bosch en woestijnen, over bergen, dalen en rotsen in den duistersten nacht onafgebroken gaan, en wordt streng