De stalhouder Dirk Duyndam te Haarlem had dan ook reeds eenige dagen te voren bericht gekregen, dat de achtbare Heere Burgemeester op reis moest en hij daartoe een rijtuig moest gereed houden.
In de eeuw der lange pijpen en pruiken deed men alles op zijn elf-en-dertigst, en toen de Burgemeester met den stalhouder alles had afgepraat, kreeg de daartoe bestemde voerman last van zijn baas om het spul netjes in orde te maken.
De ‘wage van sesse’, (waarin zes personen konden plaats nemen), werd afgestoft en schoongemaakt. De glazen werden gezeemd, en het pleet van hoofdstel en tuigen opgepoetst en nagezien.
Dat surrogaat voor zilver, eenige jaren vroeger bekend geworden, kwam vooral den toenmaligen stalhouders zeer te stade, want het echte zilver bij de Heeren-equipage's was hun te duur en te kostbaar, en met het pleet konden zij toch een schijn van grootheid aan hun ‘spul’ geven.
De voerman die Meneer den Burgemeester moest rijden, had ook al heel wat drukte.
Met een flink drinkgeld in het verschiet, moest moeder de vrouw de lange blauwe jas uitkloppen en oplappen, en de vilten hoed kreeg hier en daar een extra streek, nadat hij vooraf vochtig was gemaakt.
De gewichtige dag was eindelijk gekomen.
Op 30 April 1765 werd de oud-Burgemeester naar Medemblik gereden, om aldaar eenige dagen met zijn gevolg en het voertuig te vertoeven.
Dirk Duyndam schreef dan ook dien datum in zijn journaal: ‘Den Heer Burgemeester X met een wage van sesse na Medemblik gevoert, en is 3 Mei wederom gekomen, prijs 25 gulden.’
Dien dag zelven was men nog in Medemblik.
Na aankomst werd intrek genomen in het ‘Coggehuis’, waarvan Dirk van Pomeren ‘concergie’ was. Het onderhoud van den voerman en den knecht kwam ook voor rekening van den ‘Edel mogenden Heer.’
De vertering door dit viertal gemaakt valt nogal mede.
Voor logies werd niets gerekend. Dat schijnt onder de prijzen van ontbijt en middagmaal te zijn begrepen.
De rekening beliep 15 gulden en 6 stuivers.
De Burgemeester gebruikte des avonds niets meer, tenzij hij in goed gezelschap bij vrienden of kennissen is geweest.
Zijne gedienstigen lieten zich het voorgezette maal goed smaken, en dronken daarbij een beker frisschen wijn. Het maal kostte een gulden per hoofd.
De Burgemeester betaalde, met den wijn, den anderen dag, en ook den volgenden dag 10 stuivers meer.
Die wijn voor de bedienden geeft te denken: de wijn, die in vorige eeuwen, naast het schuimende bier, de gewilde volksdrank was, heeft dus nog stand gehouden, tot in het laatst der 18e eeuw.
Het ontbijt was òf zeer eenvoudig, òf zeer billijk in prijs; vier stuivers voor den Burgemeester; drie stuivers voor een der bedienden.
Den 3en Mei des morgens werd de terugreis aanvaard, en de twee paarden hadden 48 maatjes haver verbruikt, kostende f 4,80.
Acht jaar later wisten de 18e eeuwsche hôtelhouders ook al van de ‘bougie’ onzer dagen af. Toen heette het ‘de nachtkaars.’
Op eene hôtelrekening van 1773, ten name van den Edelen Heer Pieter Pottum, komt zij voor. De plaats waar nachtverblijf werd genomen is niet genoemd; ook de nota niet tot in de kleinste bijzonderheden omschreven.
Niettemin werpt zij een eigenaardig licht op het onderwerp, in deze regelen behandeld.
6 Febry. |
'snamiddags vuur drie persoone tee suyker melk etc. en drie domestieke tee etc. 'savonds twee persoone gespijst, een fles rode wijn en drie domestieken gespijst met bier |
f 6 - 3 stuivers. |
7 Febry. |
voor de kamer en 't logement nagtkaars, en 't logement voor drie Dommestieken; 's morgens twee persoon tee, etc. en ontbijt en vuur; drie dommestieken koffy en ontbijt |
3 - 10 stuivers. |
|
'smiddags twee persoon gespijst drie flesse rode wijn en drie dommestieken gespijst met bier |
6 - 2 stuivers. |
Dezelfde patriciër logeerde in 1780 bij Jb. Berkhout in den Ouden Doelen te Alkmaar. Het schijnt dat 15 jaren verschil, ook verandering of wijziging heeft gebracht in de hôtelprijzen. Volgt de nota:
24 Maert. |
Maaltijd |
f2 - 10 stuivers. |
|
2 vlessen roowijn |
1 - 16 stuivers. |
|
Logement |
0 - 16 stuivers. |
25 Maert. |
Coffy en ontbijt |
1 - 16 stuivers. |
|
Middagmaaltijd |
3 - 10 stuivers. |
|
2 vlessen roowijn |
1 - 16 stuivers. |
|
3 vuiren |
1 - 4 stuivers. |
|
de knegt verteering |
2 - 16 stuivers. |
Alles en alles dus f 15. - en 8 stuivers.
De 3 ‘vuiren’ beteekenen zeker, dat op drie verschillende tijdstippen vuur op de kamer was aangelegd: eens bij 't ontbijt, tweemaal voor de middagmaaltijden.
Wat ongeveer de gebruikelijke vertering was in de logementen, blijkt uit eene gedrukte nota van Ph. Sundorff, te Oudshoorn. Hij had bij het vertrek der reizigers alleen maar bij zulk een blanke nota de prijzen in te vullen. De rekening spreekt uit de cursieve letters:
's Middags Gespeyst à Pn |
f |
's Avonds Gesoepeert à Pn |
f |
|
Vless Rood Vless Wit Vless Moesel |
f |
|
Bier en Mol |
f |
's Namiddags Thee à Pn |
f |
Logiment, Koffy, Thee, Ontbijt à Pn |
f |
|
Liqueur |
f |
Bediendens gegeten Bier en Mol |
f |
dito 's Avonds gegeten Bier en Mol |
f |
Logiment, Koffy en Ontbijt à Bediendens |
f |
|
Paarde Stallen |
f |
|
Maaten of Spinten Haver en Boonen |
f |
De weduwe van den oud-Burgemeester van Haarlem, zoo straks genoemd, logeerde bij hem met haar zoon en diens gouverneur en 3 bedienden en 4 paarden van 9 op 10 Juli 1783, en verteerde in 't geheel f 13-19 stuivers.
Door dergelijke rekeningetjes kan men zich eenig