| |
Czaar en timmerman.
Historische schets.
Met Illustratiën van Antoon Molkenboer.
De Sloboda, d.w.z. de Duitsche voorstad, van Moskou is de bakermat van het tegenwoordige groote Russische rijk. In die voorstad woonden niet alleen de Europeesche gezanten, maar ook de vreemde kooplieden, Engelschen, Hollanders, Franschen en Duitschers, benevens niet weinige buitenlandsche handwerkslieden, die reeds in de 16de eeuw, sedert men uit het westen over zee naar Archangel aan de Witte Zee trok, in grooten getale naar Rusland verhuisd waren. In deze sloboda was het ook, dat de jonge Czaar Peter, later terecht de Groote bijgenaamd, met zooveel voorliefde vertoefde en door dat feit reeds bewees, dat hij een revolutionair op den troon der oude Moskowiten-heerschers wezen zou. Want was het niet ongehoord, dat een der keizers zich buiten het Kremlin en de daar heerschende heilige byzantijnsch-Oostersche ceremoniën, wagen zou in de vrijdenkende kringen der ongeloovige vreemdelingen?
Tot grenzenlooze verbazing van zijne omgeving gebeurde dat in 1690. De Czaar, toen eerst achttien jaar oud, had zich juist van de voogdijschap zijner eerzuchtige stiefzuster, Sophie, met geweld bevrijd, en haar gedwongen zich in een nonnenklooster, niet ver van Moskou, terug te trekken. De leiding der regeeringszaken liet hij intusschen voor den eersten tijd over aan zijn oom Lew Kirilbowitsch Naryschkin en zijn vroegeren hofmeester Boris Golyzin, benevens aan zijne gunstelingen Patrik Gordon, een Schot, en graaf Frans Lefort, een Zwitser.
Zelf kon hij zich dan met hart en ziel overgeven aan zijne liefhebberijen, tochten op het groote Perejaszlawlmeer, timmeren op de juist gebouwde scheeptimmerwerf, militaire oefeningen met zijn ‘speelregimenten’ de zoogenaamde ‘Porte schnije’ en boven alles zijn omgang met vreemdelingen.
Zijn gunsteling, ja zijn boezemvriend, was Lefort. Voor hem, die evenals Gordon als generaal in het Russisch leger diende, en Peter aanhing met een hart vol onbaatzuchtige zelfopoffering, had hij in de voorstad een eigen, rijk gemeubeld paleis laten bouwen, met een groote zaal, om daar zijn drinkgelagen te kunnen houden.
De betrekkingen tot de buitenlandsche handwerkslieden, werktuigkundigen, kooplieden en zeelui waren voor Peter echter van het grootste nut. In hun gezelschap vinden wij hem dagelijks; van deze mannen uit den middelstand leert hij zich hun kennis en bekwaamheid eigen te maken. Reeds toen beoefende hij vooral den scheepsbouw met waren hartstocht, reeds toen richtte hij zijne blikken naar het Westen met het oog op Ruslands zeeverbindingen. Op het meer dat 30 mijlen van Moskou verwijderd
| |
| |
ligt, liet Peter, terwijl hij zelf met de bijl in de hand medewerkte, onder leiding van twee Hollanders, Brandt en Kort, drie groote vaartuigen bouwen.
czaar peterhuis in zaandam. - De werkkamer.
Later werd zelfs de reparatie van een linieschip ondernomen, en ook daaraan werkte hij met zooveel vuur mede, dat hij slechts met moeite van de werf weg te krijgen was om naar Moskou te gaan, toen de aankomst van een Perzisch gezantschap zijne tegenwoordigheid in de residentie ten minste voor eenigen tijd dringend eischte.
Peters ontmoetingen met de bewoners der voorstad waren de aanleiding tot zijn eerste reizen naar Archangel in 1693 en 1694. Daar, waar sinds eeuwen kooplieden en zeelieden een eerste plaats onder de bevolking innamen, waar alles op Westelijk Europa duidde, zag de Czaar het eerst de zee, daar vooral bekwaamde hij zich verder in de scheepsbouwkunde, daar maakte hij kennis met den Zaandammer schipper, Claes Willemsz Musch. Peter wenschte dat deze hem in alles zou onderrichten, wat hij in den zeedienst kennen moest en dus liet Musch op 's keizers bevel dezen alle rangen doorloopen, van den kajuitsjongen, die het tabakskomfoor voor den kapitein haalt, tot den hoogsten rang toe. In Archangel bezocht Peter de vreemde schepen, en bekeek nauwkeurig de Europeesche waren, waarmede zij geladen waren; hij liet zich ook in de factorijen en magazijnen der Europeesche kooplieden rondleiden en timmerde zelf een koopvaardijschip, dat hij met Moskowitische waren bevrachtte voor Engeland en Holland. Hier ook besloot hij tot eene andere onderneming, waarvan de beroemde geschiedschrijver Macaulay zegt, dat zij van invloed was op de geschiedenis van Rusland niet alleen, maar op die der gansche wereld. Wij bedoelen, de bekende buitenlandsche reis van Peter (1697 en 1698.) Menig belangrijk en zeldzaam voorval daaruit is reeds bekend, maar de nauwkeuriger bijzonderheden zijn toch eerst door de nieuwste onderzoekingen aan het licht gekomen, zoodat wij het ons niet mogen ontzeggen deze gebeurtenis te bespreken.
De uiterlijke aanleiding tot deze reis was Ruslands politiek in het Oosten. Peter wilde bondgenooten maken om den oorlog tegen Turkije voort te zetten, waaraan hij door zijn veldtochten in 1695 en 1696 reeds het sterke Azof ontnomen had. Het eigenlijke doel was bekend te worden met het zee- en scheepswezen der Westersche rijken en het noodige materiaal voor een aanstaande vloot te verzamelen. Want, zou Rusland zich naar het Westen of naar het Zuid-Oosten uitbreiden, in beide gevallen had het een vloot noodig. Verder zou hij werktuigkundigen aan zich verbinden om in Rusland de vereischte inrichtingen te bouwen, enz.
Een studiereis dus, - dat toch is de ware naam voor den tocht, en als zoodanig beschouwde de jonge keizer haar zonder twijfel ook, want hij liet voor deze reis een afzonderlijken stempel snijden, waarop zijn beeltenis omgeven door verschillende werktuigen,
| |
| |
hamers, bijlen, enz, gegraveerd was met het onderschrift: ‘Ik ben leerling en begeer onderwijzers.’ Ofschoon het 't hoofddoel der reis niet was de staatkundige inrichting der rijken, die hij bezocht, te leeren kennen, zij had toch ten gevolge, dat Peter zich ook daarvan op de hoogte stelde en daardoor zijne toekomstige hervormingen in het Russisch staatswezen voorbereidde.
Den 6den December 1696 kondigde de Czaar officieël aan, dat er een gezantschap zou gezonden worden naar: den Duitschen keizer, de koningen van Engeland en Denemarken, de Vereenigde Nederlanden, den keurvorst van Brandenburg, de Venetiaansche Republiek en den Paus. Aan het hoofd daarvan stelde Peter zijnen vriend Frans Lefort, wien twee voorname Russen, Golowin en Wosnizin als eerste raadslieden werden toegevoegd. Het geheele gezantschap bestond uit niet minder dan tweehonderd vijftig personen, waaronder dertig z.g. ‘Volontairs.’ die het buitenlandsche zeewezen zouden bestudeeren. Deze stonden onder de bevelen der ‘tiendmannen’ of ‘Desjlaniks, en waren in drie groepen verdeeld. Een van deze drie tiendmannen was Peter zelf, hetgeen echter diep geheim moest blijven, opdat hij in het strengst incognito zou kunnen verschijnen. Gedurende deze reis moesten alle brieven en ijlboodschappen hem onder het adres ‘den heer Peter Michaïlowitz’ worden toegezonden. Zooals men echter licht begrijpt, bleef het geheim niet zoo strikt bewaard als Peter gewenscht had, maar toch verliepen er maanden voor
czaar peterhuis in zaandam. - De slaapkamer.
men zeker was van Peters aanwezigheid in zijn eigen gezantschap.
Den 10den Maart 1697 begon deze merkwaardige tocht. Eerst ging het naar Riga, de hoofdstad van het toenmaals aan Zweden behoorende Lijfland. Over de ontvangst van den stadhouder Erich von Dalberg was Peter niet bijzonder tevreden; des te hartelijker werd het gezantschap ontvangen in Mitau in Rusland. Daar wachtte hen een oude kennis van Lefort, uit den tijd, toen hij nog in Hollandschen dienst was, de hertog Frederik Kasimier, die de reizigers op alle wijzen eer bewees en, waarop het den Czaar niet weinig aankwam, alle kosten uit eigen middelen bestreed. In de Kurlandsche stad Libau zag Peter het eerst de Oostzee. Het slechte weer drong hem daar verscheidene dagen te blijven. Gedurende dien tijd vermaakte hij zich door met matrozen, wien hij zich als Russisch koopvaardij-kapitein voorstelde, in de wijnhuizen te drinken, en was niet uitgekeken aan een salamander, door den apotheker van het stadje op spiritus bewaard.
Buitengewoon luisterrijk was het verblijf in Königsberg, waar de Brandenburgsche keurvorst (spoedig daarop Pruissens eerste koning) Frederik III, die van Peters aankomst in het geheim verwittigd was, hem persoonlijk opwachtte, en nu al die hofpracht tentoon spreidde, waarvan hij een zoo groot liefhebber was. Groote jachtpartijen, tooneelspelen, kostbare feesten, alles ter eere van de vreemdelingen. De in goud en zilver uitgedoste lakeien, de weelderige,
| |
| |
met zes of acht paarden bespannen koetsen, het zilveren tafelgereedschap en wat Frederik den Russen nog verder te bewonderen gaf, was in één woord onbeschrijfelijk. Maar ook de Russen streefden er naar groote weelde te ontvouwen. Lefort en zijn gevolg verschenen in rijke Tartaarsche kleeding, stijf van goudborduursel, paarlen en edelgesteenten. Alleen Peter bleef in zijn gewone, eenvoudige zeemanskleeding, bracht daarin een bezoek aan den keurvorst met wien hij Hollandsch sprak, en die hij verbaasde door de ontzettende hoeveelheden zwaren Hongaarschen wijn ‘die hij verstond naar binnen te werken’, en de eigenaardige vaardigheid, waarmede hij de trompet blies en de trom sloeg. Over het algemeen maakte hij een gunstigen indruk, afgezien van zijn heftigheid nu en dan.
De Czaar placht van al zijne studiën nauwkeurig aanteekening te houden. Het gedeelte van zijn dagboek, dat betrekking heeft op zijn verblijf te Königsberg, bestaat nog. Het bevat o.a. beschouwingen omtrent geschut en kruidmengsels.
Eerst in Juli werd de reis hervat, nu naar Holland. Op weg daarheen, over Kolberg in Pommeren, Berlijn, dat hij slechts even aandeed, Wernigerode bij Ilsenburg in den Harz, vooral met het oog op de ijzergieterijen, - ontmoette hij de keurvorstin Sophie van Hannover en hare dochter de keurvorstin Charlotte van Brandenburg. De dames waren zeer benieuwd geweest den Czaar te zien, van wien zij zooveel gehoord hadden en wisten eindelijk te bewerken, dat hij met haar te Koppenbrügge het avondmaal zou gebruiken. Niet in de eetzaal evenwel, maar in een afgelegen vertrek, opdat zij niet door allerlei nieuwsgierigen zouden beluisterd worden. De persoon van den keizer, zijn innemend uiterlijk, zijn hooge gestalte, zijn levendigheid, het belang dat hij in alles stelde, zijn kinderlijke vroolijkheid bevielen de fijn beschaafde dames zeer; minder echter de onzindelijke gewoonten, die aan tafel aan het licht kwamen, het voortdurend zenuwachtig trekken van zijn aangezicht en rechterarm, de lompe bewegingen met de handen en de vraag, die hij den keurvorst ook reeds gedaan had, of men hem niet eens wilde onthalen op het voltrekken van een vonnis van iemand, die veroordeeld was geradbraakt te worden. Hij had dat nog nooit gezien, en wanneer er soms een misdadiger, die deze straf verdiend had, niet aanwezig mocht zijn, dan zou men maar iemand uit zijn gevolg nemen! Na tafel liet Peter de Russische hoornblazers komen en voerde met Lefort, die tevens tot tolk had gediend, een Russischen dans uit. Toen volgde een groot drinkgelag, waarbij van alle Duitschers en Russen, slechts de keizer en Lefort op de been bleven.
Den 7den Augustus kwam de Czaar te Amsterdam, waar het hem het meest om te doen geweest was, aan. In Holland kon hij die kennis verzamelen, die hij voor alles zich wilde eigen maken. Was niet Holland destijds de eerste zeevarende mogendheid, en tevens het middelpunt van den wereldhandel? In Holland gevoelde hij zich het meest in zijn element, omdat zich daar de scheepsbouwkunde tot een hooger trap had ontwikkeld dan ergens anders. Nauwelijks dus is hij in Holland aangekomen, of wij zien hem midden onder de scheepstimmerlieden, zeelui, handwerkslieden en ingenieurs. Onder hen gevoelde hij zich veel meer thuis dan in de hofkringen, waar het hem ontbrak aan de vereischte gemakkelijkheid om zich daarin te bewegen. Ternauwernood in Amsterdam, of Pieterbaas, zooals men hem daar noemde, kan den lust, zich naar Zaandam te begeven, niet langer bedwingen. Uit Zaandam toch had hij zijn beste timmerlieden gekregen (Kasper Brandt, Pieter IJp, Jan Rensen, Thomas Jozias, Pieter Couwenhoven, Gerrit Kist, e.a.) en dus haakte hij er naar dat plaatsje te bezoeken. In zijn aak, die alles behalve uitmuntte door sierlijkheid en weelderigheid, en waarmede hij van Emmerik af den Rijn was komen afzakken, kwam hij des Zondags in Zaandam aan.
Spoedig was daar de aankomst der Russen algemeen bekend, en was de drang der nieuwsgierigen om Peters woning zoo groot, dat hij tot zijn groot verdriet het niet waagde uit te gaan. Door tusschenkomst van Kist, dien de keizer door een toeval dadelijk bij zijn aankomst had ontmoet en onmiddellijk herkend, betrok Peter de bijna armoedige woning, nu zoo algemeen bekend onder den naam van Czaar Petershuisje.
Één vrij ruim vertrek met een daarin uitkomend schuurtje, was alles. Tot op dit oogenblik is het in stand gebleven. Om het evenwel voor volkomen verval te vrijwaren, liet indertijd onze koning Willem III het zooveel mogelijk herstellen en stutten en het omgeven door een steenen gebouwtje, als het ware een museumpje er omheen bouwen. Den vorigen zomer heeft de koning het geschonken aan zijn neef, den Czaar van Rusland, op wiens last het thans opnieuw hersteld werd. Voor de Russen toch is het een heiligdom, waarheen allen, vorst of mindere, wanneer zij hier in 't land komen, ter bedevaart gaan.
Die herstelling, onder bestuur van den Russischen gezant, en op kosten van den Keizer, onder leiding van den architect Salm, is thans volbracht, en aan Nederlanders en vreemden wordt nu weer toegelaten de uiterst geringe woning te bezichtigen, waarmee de machtige alleenheerscher zich wist te vergenoegen. Moois is er natuurlijk niet veel te zien, tóch maakt het een zonderlingen, grootschen indruk op den geest. Onwillekeurig wordt het oog het eerst aangetrokken door het levensgroot portret van Czaar Peter (geschilderd door Portman); ge voelt, dat was er een die deed wat hij wilde. Nog vele andere hangen er aan den wand; o.a. nog een klein portret van Peter; een schilderij, waarop Peter en zijn minister Mensikoff in hun werkkamer te Moscou; een plaat met russische, twee met fransche en een met hollandsche verzen; een koperen gegraveerde plaat; een marmeren gedenksteen door Prins Hendrik geschonken en een van den tegenwoordigen Czaar, enz.
Doch al deze sieraden zijn eerst van later tijd, en moet men ze eigenlijk wegdenken om te zien, wat Peter zelf er tot zijn gerief had, en dat is niets meer dan een langwerpige houten tafel, drie driekanten houten stoelen, een bedstede met twee deurtjes er voor, een broodkast, een bank met kalkbak door Peter gebruikt, en een hooge houten schoorsteenmantel.
Hoogst belangwekkend zijn vooral de Naamregisters, waarvan 't niet te veel is gezegd, dat bijkans alle hooggeplaatsten in Europa sedert ruim eene eeuw, hun naam daarin hebben geschreven. Zoo hoog
| |
| |
staat Zaandam nog bij de Russen aangeschreven, dat enkele jaren geleden door den Russischen generaal Jasikoff een jaarlijkschen prijs werd ingesteld, voor den knapste der scholieren, die aldaar de Hoogere burgerschool heeft afgeloopen. Elk jaar wordt dezen gelukkige, uit naam van dien Rus, een boekwerk uitgereikt.
Den volgenden morgen na zijn aankomst was Peter er reeds vroeg op uit, en in den loop van dien dag verhuurde hij zich als knecht op de werf van Lijnst Teeuwisz Rogge, onder den naam van Pieter Michailof. In zijn vrije uren bezocht Peter oude bekenden of de weduwen van in zijn dienst overleden Zaandammers. Zoo bracht hij op zekeren dag een bezoek aan de weduwe van Musch, die hij na den dood van haren man f 500 had gezonden. De vrouw, ingelicht omtrent Peters persoon, maar tevens bekend met zijn uitdrukkelijken wensch om onbekend te blijven, verzocht hem te gelegener tijd den Russischen Czaar Peter uit haren naam nog wel nederig te willen dankzeggen, voor het hoogst welkome geschenk, haar na het overlijden van haren man toegezonden.
‘Daar kunt gij gerust op wezen, de Czaar zal het weten,’ was Peter's antwoord.
Behalve de scheepstimmerwerven bezocht Peter de olie-, papier- en houtzaagmolens, verder de ankersmederijen, zeilmakerijen, touwslagerijen enz. Al wat maar eenigszins merkwaardig was wilde hij zien. Zoo bezocht hij ook de Vermaning der Mennonieten, en begeerde dat hun voorganger, Noome, voor hem zou preeken. De man durfde niet weigeren en beklom de spreekplaats. ‘Denk wel, spreek wel, doe wel, amen.’ Dit was de geheele preek. Peter knikte goedkeurend en gaf meteen zijn kapelaan (der Grieksche kerk) een flinken klap om de ooren met de woorden: ‘Zoo moet gij het ook doen.’
Men kan begrijpen, welk een opzien de ruwe en opvliegende manieren van den onbeperkten alleenheerscher hier in onze republiek maakten, maar toch verwierven zijn buitengewone flinkheid, werkzaamheid en schranderheid allerwege hartelijke sympathie. Ongeveer eene week vertoefde hij in Zaandam en ging toen weer naar Amsterdam terug. Daar sloot hij zich aan bij de ‘Volontairs’, die bij den scheepstimmerman Gerrit Klaas Pool in de leer waren; en was gedurende meer dan vier maanden zelf aan het werk aan een fregat, dat op zijn last gebouwd werd. Hij liet zich, evenals vroeger in Königsberg, door Pool een getuigschrift geven, waarin deze verklaart, dat ‘Peter Michailow van den 30sten Augustus 1697 tot den 5den Januari 1698 onder zijn toezicht als scheeptimmerman gewerkt heeft; het houtsnijden, banden omleggen, splijten, passen, kalfateren, schaven, boren, zagen, breeuwen, teeren enz. geleerd heeft, zich als een fatsoenlijk en degelijk timmerman heeft gedragen, en ook de scheepsbouwkunde en het scheepsbouwkundig teekenen grondig bestudeerd heeft.’
De werkzaamheden op de werf werden door verscheiden uitstapjes afgewisseld. Naar Texel, waar Peter zich door de Groenlandvaarders in de walvischvangst liet onderrichten; naar Leiden, om kennis te maken met den beroemden hoogleeraar in de geneeskunde Boerhave, naar Delft om bij Leeuwenhoek den microscoop te bestudeeren, naar Utrecht om de universiteits-verzamelingen te bezichtigen. Het allereerst echter begaf hij zich naar den Haag, waar den 27sten September de intocht van het gezantschap in de Vereenigde Gewesten zou gehouden worden. Alles was even rijk en gebeurde op het deftigst. De Moskowiten hadden zich in Holland gala-rijtuigen laten maken voor eene bespanning van zes of acht paarden. De paarden waren van het edelste ras, en de livreien der bedienden zóó met zilvertrossen en zilveren sieraden bedekt, dat er van het laken niets meer te zien was. Lefort en zijne twee raadgevers droegen weder hun kostbare Oostersche kleeding, met het fijnste sabelbont afgezet fonkelend van edelgesteenten. Niet minder pracht gaven de andere vreemde afgezanten te bewonderen, wanneer zij de Russen hun officiëele bezoeken terugbrachten. De Spaansche gezant, die den meesten luister ten toon spreidde, kwam met twintig gespannen, aanrijden.
Peter zelf speelde de rol van een eenvoudig edelman. Hij reed met den burgemeester van Amsterdam, Nicolaes Witsen, in een gewoon rijtuig, het hoofd in den jaskraag gedoken om niet herkend te worden, sloeg de voor hem in den Haag in orde gebrachte vertrekken af, en legde zich in plaats daarvan op zijn pels neer in een bediendenkamertje, nadat hij de lakeien daaruit weggestuurd had. De audientie, van zijn gezantschap bij de regeering der Nederlanden, zag hij door een venster van een der voorvertrekken naast de ontvangzaal en trok voorzichtig zijn pruik in het gezicht, toen hij bemerkte, dat men hem in het oog kreeg.
Terwijl de gezanten zich voor eenigen tijd in den Haag inrichtten, ging Peter reeds na 8 dagen weder naar Amsterdam terug. Dezen tijd had hij o.a. gebruikt om bezoeken af te leggen bij de voornaamste regeeringsleden en den stadhouder, koning Willem III. In Amsterdam wierf hij een groot aantal zeelieden, verscheidene werktuigkundigen en ingenieurs, te zamen vijfhonderd tachtig personen aan, die naar Archangel scheep gingen.
Den 7den Januari ging de Czaar door slechts tien van zijne ‘Volontairs’ vergezeld, naar Engeland, waar hij nog veel nieuws op het gebied der scheepsbouwkunde hoopte te leeren. Hij bleef er verscheidene weken, en uit dezen tijd willen wij slechts enkele eigenaardige en bijzondere gebeurtenissen mededeelen. Men had hem in Londen vlak aan de Theems in drie huizen ingekwartierd, ‘opdat het onbescheiden volk niet zou weten, welk van de drie te begluren,’ zooals de Oostenrijksche gezant naar Weenen berichtte. Spoedig bracht koning Willem hem een bezoek, maar vond de lucht in het kleine vertrek, waarin hij den Czaar half gekleed aantrof, zoo afschuwelijk bedorven, dat, ofschoon het buiten streng koud was, de vensters geopend moesten worden. Peter sliep nl. met vier menschen uit zijn gevolg in dat kleine vertrek, waarin van zindelijkheid weinig te bespeuren was. Wonderlijk en vermakelijk is ook de wijze, waarop de Moskowiten-heerscher een vergadering van het Parlement bijwoonde. Het was een vergadering waarbij koning Willem III tegenwoordig was. De Czaar, zoo schrijft de Oostenrijksche gezant, die eene Parlements-vergadering nog nooit had bijgewoond, bevond zich op het dak en bezag door een
| |
| |
klein venster alle plechtigheden, wat iemand aanleiding gaf om te zeggen, dat hij nu het zeldzaamste ding ter wereld had aanschouwd: ‘een koning op den troon en een keizer op het dak.’
Omdat Peter door de strenge koude vaak verhinderd was de werven en schepen te bezichtigen, gebruikte hij den ledigen tijd, die daardoor ontstond, tot het verrichten van schrijnwerkerswerk. Een Londensche courant van den 6den Februari geeft eene uitvoerige beschrijving van een buffet, een boekenkast en eene groote kist, die de keizer eigenhandig zou vervaardigd hebben. Ook in Engeland vond Peter niet minder dan zestig handwerkslieden, werktuigkundigen en wiskunstenaars, die in zijn dienst wilden treden.
Eerst den 21sten April keerde de Czaar in een jacht ‘Transport royal,’ door den koning van Engeland uitgerust en hem aangeboden, naar Holland terug om vervolgens den 15den Mei de beide laatste pleisterplaatsen van zijn merkwaardige gezantschapsreis, Dresden en Weenen, aan te doen. Den 1sten Juni, 's avonds 11 uur, kwam de wonderlijke karavaan in Dresden aan. Ook hier was er Peter veel aan gelegen zijn incognito te handhaven. Daarom had hij in het vierde rijtuig plaats genomen en bedekte bij het uitstijgen zijn gezicht met de zwarte baret, die hij op het kort geknipte haar droeg. Door een geheimen gang werd hij gebracht in de vertrekken, die voor hem in gereedheid gehouden waren, en verlangde dadelijk, midden in den nacht het zoogenaamde ‘Grüne Gewölbe’, de kunstkamer te zien, waarin hij bleef tot dat de dag aanbrak. Vooral bezag hij de wiskundige instrumenten en het mechanieke speelgoed, dat de beroemde verzameling bevat.
Den volgenden dag maakte de Czaar gebruik van eene uitnoodiging van von Fürstenberg, stadhouder van den keurvorst koning August II, toen juist in Polen, om bij hem het avondeten te gebruiken. Hier bevonden zich ook dames o.a. de beroemde schoonheid, gravin Aurora von Köningsmark. Het ging er buitengewoon vroolijk toe, en voor alles werd er op Moskowiten manier gedronken. Na elk der vele toasten moesten er op bevel van den Czaar kanonschoten gelost worden, terwijl de trompetters, hoboïsten, trommelslagers en pijpers een oorverdoovend lawaai maakten. Het drinkgelag duurde tot den volgenden morgen en werd den volgenden avond herhaald in het paleis, waar Fransche hoornblazers onder tafel muziek maakten en de Czaar zelf zich als trom-virtuoos deed hooren. Na den maaltijd begon de dans ‘altijd Pools’, zooals Fürstenberg aan August schreef. Op zijn doorreis naar Oostenrijk eindelijk, werd nog de vesting ‘Königstein’ aan de Elbe bezichtigd, waar het ‘groote vat’ voornamelijk Peters opmerkzaamheid boeide, en stond hij er op, dat de onder de vesting gelegen stad van denzelfden naam met granaten zou gebombardeerd worden!
Van Peters verblijf in Weenen is niet veel bijzonders te vermelden. Wij weten alleen, dat keizer Leopold I en de Czaar den 19en Juni in het slot ‘Favorite’ hun eerste bijeenkomst hadden, en dat Peter zijn doel, het sluiten van een verbond tegen de Turken, niet bereikte.
Van Weenen uit had Peter naar Rome en Venetië willen gaan, maar de tijding van een oproer onder de Strelitzen, zijn lijfgarde, riep hem dadelijk naar Rusland terug. Den 22sten Augustus 1693 kwam hij te Moskou aan.
Vragen wij naar de gevolgen dezer opzienbarende reis, dan moeten wij Macaulay's uitspraak bevestigen: ‘Deze reis is het begin van een nieuw tijdperk in de wereldgeschiedenis.’ Rusland ontwikkelde zich tot een nieuw rijk, Petersburg werd gesticht. Den 27sten Mei 1703 legde Peter de grondslag voor zijn nieuwe hoofdstad. Om den grond daarvoor te verkrijgen had hij doodeenvoudig den jongen begaafden koning van Zweden, Karel XII. den oorlog verklaard. Na een langen strijd kreeg Peter bij den vrede van Nijstàdt, 1721, Lijflandt, Estland en Ingermanland, de Oostzeeprovinciën, die nu nog aan Rusland behooren.
Daarmede had Peter zijn doel bereikt. Hij had Rusland gemaakt tot eene macht, waarmede de andere Europeesche mogendheden bij hun staatkunde rekening te houden hadden. Met de uitbreiding van het grondgebied gingen de inwendige hervormingen hand aan hand. Den 8sten Februari 1725 stierf Peter Alexejewitsch de Groote, na een leven vol rusteloos ijveren en werken voor zijn Rusland, dat zonder Peters reizen, bezwaarlijk in den tegenwoordigen tijd de rol spelen zou, die het speelt.
|
|