Het silhouet.
Naar men zegt dankt de schilderkunst haar ontstaan aan de liefde!
Een grieksch meisje, eeuwen vóór Christus, moest afscheid nemen van haar bruidegom, die haar voor langen tijd ging verlaten; droevig zag de eene den andere aan en trachtten zich elkaars gelaat in het geheugen te prenten.
De herinnering was het eenige photographische toestel waarover zij te beschikken hadden, maar zie, terwijl hij haar aanstaarde, viel het licht der lamp op zijn scherp geteekende trekken, en bracht ze met verrassende juistheid op den muur over. Daar komt een verrassend denkbeeld in den geest van het meisje op; zij kon den omtrek van zijn gelaat ten minste behouden. Snel neemt zij een doek, bevestigt dien aan den muur, en met een houtskool trekt zij de lijnen van het schaduwbeeld na.
De jonkman deed hetzelfde met haar beeltenis en de kunst van Apelles, van Rafaël, Rembrandt, Rubens, Israël enz., was geboren.
De kiem was gelegd, waaruit de reusachtige boom zou groeien, die eens de wereld zooveel meesterstukken en... prullen zou schenken.
Maar hoe ook de kunst zich ontwikkelen en verfijnen mocht, hoe zij beurtelings de natuur den rug toe draaien of wel vleien, aanbidden, misschien bedriegen kon, de oude uitvinding van het grieksche meisje is nog niet geheel verloren gegaan.
Eenvoudiger schilderkunst bestaat er dan ook niet; waar een jonkman, een jong meisje, een muur en een lamp bij elkander zijn kan men de oude primitieve manier toepassen; zij is noch van tijd, noch van plaats afhankelijk. Zelfs de photographie - de doodvijandin der schilderkunst - heeft haar niet geheel kunnen verdringen. Is er dan ook grooter genot voor een minnend oog denkbaar dan het profiel der beminde, door de oprechte lichtstralen op het witte blad afgeteekend te zien, de lijnen van haar guitig neusje, haar fraaie lippen, haar schuin voorhoofd en bevallige coiffure met het teekenstift na te trekken, er telkens nieuwe bekoorlijkheden in ontdekkende?
Toen het jonge paar van onze gravure op die wijze aan ouderwetsche schilderkunst deed, was de photographie nog niet uitgevonden; maar zouden hun achterkleinkinderen van 1891 er naar vragen, als zij zich ook eens zoo wilden amuseeren?