lieden gesprekken hooren voeren, waarbij zij ernstigen twijfel aangaande het welslagen der hervormingsplannen opperden en de meening uitspraken, dat de tariefverlaging allereerst bij de goederen in toepassing gebracht had moeten worden. ‘Want,’ zeiden zij, ‘reizen doet de man van zaken slechts wanneer hij moet, en dan betaalt hij het spoorgeld, ook wanneer het hoog is; maar onze koopwaren hebben veel meer behoefte aan een goedkooper transport.’ Toen den Minister deze en dergelijke klachten ter oore kwamen, gaf hij te kennen, dat hij voor het goederenvervoer tot buitengewone concessiën bereid was.
Het Hongaarsche kringentarief trad den 1sten Augustus 1889 in werking, en de resultaten er van werden met groote spanning van alle kanten tegemoet gezien. Toen er reeds de eerste maand eene verbazende toeneming van het personenverkeer viel waar te nemen, kwamen de tegenstanders van den maatregel, waaronder men vooral de belanghebbenden bij de particuliere spoorwegen telde, met het vermoeden te berde, dat die krachtige vermeerdering slechts in den eersten tijd aanhouden, maar spoedig weder verdwijnen zou. Toen echter de vermeerdering niet alleen aanhield, maar mettertijd zelfs nóg grooter werd, zoodat ook de ontvangsten, trots de tariefverlaging, nog stegen, troostten de tegenstanders zich met de gedachte, dat de exploitatiekosten, en vooral de verhoogde eischen ten opzichte van het spoorwegmaterieel, zoodanig vermeerderen zouden, dat al het voordeel er weder geheel door verslonden zou worden. Hoewel nu ook in zulk een geval de vergemakkelijking van het verkeer, die door het kringentarief verkregen werd, zulk een bevordering der productieve kracht ten gevolge moet hebben, dat de maatregel dáárdoor reeds gerechtvaardigd is, zou toch ook deze tegenwerping door de feiten wederlegd worden. Het is namelijk gebleken, dat de slijtage der machines en wagons bij volbezette treinen niet grooter is dan bij ledige. Er waren zelfs technici, die beweerden, dat ledige treinen door het hotsen en rammelen spoediger slijten dan bezette. Er blijft dus nog slechts ééne omstandigheid over, die de exploitatiekosten werkelijk doet toenemen: de noodzakelijkheid van langere en veelvuldiger rijdende treinen en het grootere verbruik van steenkolen. Het zal voortaan de taak der spoorwegstatistici zijn, dit gedeelte der exploitatiekosten aan eene nauwkeurige studie betreffende de middelen van bezuiniging te onderwerpen.
Het resultaat der toepassing van het Hongaarsche kringentarief in het eerste jaar heeft alle verwachtingen zoodanig overtroffen, dat dit succes als een wereldgebeurtenis te beschouwen is, die langzamerhand ook alle andere beschaafde landen tot navolging zal prikkelen.
Ondanks de tariefverlaging heeft het Hongaarsche kringentarief reeds in het eerste jaar zijner toepassing eene hoogere ontvangst van ruim twee millioen florijnen opgeleverd, waarvan 1,850,160 fl. uit het personenvervoer en 197,536 fl. uit het goederenvervoer voortvloeiden. De vermeerdering der ontvangsten bij het personenvervoer bedroeg naar dien maatstaf 21.1 percent, en bij het goederenvervoer 54.7 percent.
Bij deze ontzaglijke verbetering der ontvangsten zijn de kosten schier niet vermeerderd geworden. Veeleer vertoont er zich bij de exploitatiekosten, in vergelijking met het vorige jaar, zelfs een vermindering van omstreeks 135,000 florijnen. Het officieele orgaan, waarin deze verbazingwekkende mededeeling voorkomt, voegt er bij: ‘Wij beweren niet, dat de te verwachten groote drukte van vervoer, ten gevolge van den tegenwoordigen overvloedigen oogst, geene vermeerdering van uitgaven zal veroorzaken, - veeleer is het waarschijnlijk, en ook natuurlijk, dat de met zoovele millioenen verhoogde ontvangsten ook grootere uitgaven na zich zullen sleepen; maar dit zal niet aan het kringentarief kunnen toegeschreven worden. De kosten der inwerkingtreding van het kringentarief bestaan in de uitgaven voor het drukken der nieuwe plaatskaartjes en instructiën, globaal een 40 à 50,000 florijnen. Wat de vervoermiddelen betreft, kan in dit opzicht niets ten laste van het kringentarief geboekt worden. De Hongaarsche Staatsspoorwegen hebben sedert het jaar 1885 geene nieuwe personenwagens laten maken. Jaren achtereen hebben 1800 personenwagens in het verkeer over het zich gestadig uitbreidende net voorzien. Het aantal waggons had reeds in het jaar 1888 vermeerderd moeten worden. Dit is enkel en alleen met het oog op den minder gunstigen finantieelen toestand uitgesteld. Er zijn nu wel verscheidene honderden personenwagens besteld geworden, maar men kan de kosten daarvan niet op rekening van het kringentarief schrijven. Dit nieuwe tarief is midden in de reeds vroeger vastgestelde en onveranderd gehandhaafde zomerdienstregeling in het leven getreden, welke dienstregeling ook in later tijd slechts in zooverre veranderd werd, dat er eenige nieuwe lokaaltreinen, voor het grootste deel gemengde, meer loopen. Tengevolge der invoering van het kringentarief werd er slechts één trein bijgevoegd, die grootere uitgaven veroorzaakte: de Budapest-Predealer
tweede sneltrein. De geheele meerdere uitgave beloopt, wanneer men alles in rekening brengt, slechts 600,000 fl. per jaar, waar eene hoogere ontvangst van meer dan twee millioen fl. tegenover staat. De aanschaffing van nieuwe machines was reeds lang vóór de invoering van het kringentarief in gang, en bereids door de opening van den Arlberg-tunnel noodzakelijk geworden. Toen reeds werd er over het groote gebrek aan locomotieven op de Oostenrijksche Staatsspoorwegen geklaagd. De Hongaarsche Staatsspoorwegen hadden er echter nog grooter gebrek aan en zullen zich nog een tijdlang nieuwe aankoopen moeten getroosten, die echter volstrekt niet aan het kringentarief geweten kunnen worden.’
Sedert den 1sten Juni 1890 is ook eene in Zweden gedane proefneming tot invoering van het kringentarief met een even schitterenden uitslag bekroond als in Hongarije. Op de lijn Udevalla-Herlsjunga, waarop in Juni 1889 slechts 12,858 personen vervoerd waren geworden, werden in Juni 1890 reeds 21,476 passagiers getransporteerd. De ontvangsten bedroegen in Juni 1889 de som van 10,760 kronen, in Juni 1890 12,939 kronen; in Juli 1889 10,037 kronen, in Juli 1890 13,052 kronen. Daarbij was in Zweden dit jaar de maand Juni regenachtiger dan die van het vorige jaar.
Deze cijfers spreken zóó duidelijk, dat ook ver-