gemakkelijk te voorzien. Aan den kant naar en om Heemstede vindt men onder den grond op een diepte van ongeveer een meter reeds water, en de bollenkweekers laten, vóór het planten der bollen, gaarne den grond “twee steek” omspitten, zooals zij het noemen, om aan het water gelegenheid tot opwerken te geven en aldus te zorgen geen drogen ondergrond te krijgen, waarvoor in zomers met weinig regen het gevaar niet te ontkennen valt.’
‘Ik zie rechts en links overal prachtige bloemvelden,’ zeide mevrouw Haarsma, met verrukking rondziende, toen men op den Wagenweg gekomen was. ‘Er wordt hier zeker op veel en uitgestrekte gronden aan de kweekerij gedaan?’
‘In 4882 waren hier nagenoeg 600 hectares grond voor bollenvelden bewerkt. Omstreeks 38 pCt. van die oppervlakte was met hyacinten beplant, 35 pCt. met tulpen en de overige 28 pCt. met andere bloembollen. Thans zijn ruim 800 hectares land in bloemenvelden veranderd en nog steeds komt er meer. Zoo heeft een paar
de brouwersvaart.
jaren geleden mijnheer Polman Mooij, een der eerste Haarlemsche bollenhandelaars en exporteurs, de buitenplaats
Vredenhof - zie die eerste groote plaats links, wij hebben het hek reeds in 't gezicht - gekocht, en het uitgestrekte bosch aan de achterzijde voor een groot gedeelte laten sloopen. Daar heeft een zeer groot aantal arbeiders werk gevonden aan de bereiding van dat stuk land voor bollen. Wij zijn er nu juist. Hier aan den weg heeft het park er niets van zijne schoonheid bij verloren.’
‘Welke prachtige beuken! Die moeten in den zomer heerlijk zijn om onder te zitten! En hoe keurig onderhouden ziet het groote grasperk er uit; men ziet dat hier niet alleen een man van 't vak, maar een man van smaak tevens, woont.’
Mijnheer Haarsma, die ook een fraai buiten bij Groningen had, zou misschien wel wat langer hier hebben willen vertoeven, maar de jonge gids drong op voortwandelen aan. Daarom moest hij nu tevreden zijn met de inlichting dat de eigenaar van Vredenhof het oudste lid is der firma Polman Mooij, en dat dit kantoor uitgebreide zaken doet met Engeland en Amerika, met Frankrijk, Duitschland en Denemarken. Mijnheer Haarsma schreef het adres der Haarlemsche firma, in zijn notitieboek op.
Eenige groote bloemisten kweeken ook bollen uit warme landen in bakken en kassen. Sommigen zijn in het bezit eener zeer uitgebreide collectie amaryllis, en zij voorzien de geheele beschaafde wereld van die liefelijke bloem.
‘Op de velden is de gewone bloeitijd van tulpen en hyacinten van Maart tot half Mei. De bloemen in kassen en broeibakken bloeien in den laten zomer, of wel in den herfst. Van de bekende “pronkbedden”, uitgezocht schoone en zeldzame bloemen, worden bijna elken zomer in de tuinen van den heer Krelage - de bekende Haarlemsche firma Krelage en Zoon - eene schoone collectie ten toon gesteld. Zij zijn een bezoek ruimschoots waard. Een interessante steen, waarin drie tulpen en het jaartal 1755 staan gegrift, wordt door den heer Krelage vriendelijk aan zijne bezoekers getoond. Oorspronkelijk had deze steen den gevel versierd van een huis te Hoorn, De drie tulpen genaamd, welk huis in 1636 werd gezegd voor drie tulpen te zijn verkocht.’
‘Is de cultuur der hyacinten bezwaarlijk voor den kweeker?’
‘De hyacint vereischt oneindig meer zorg dan de tulp, die eigenlijk overal groeien kan. De hyacint is bovendien een zeer bewerkelijke bloem, die bepaald kunstmatig tot haar tegenwoordige schoonheid is veredeld; oorspronkelijk was zij klein en van weinig beteekenis. Die verschillende kunstbewerkingen het hollen, snijden en van de moederbol kweeken te beschrijven, zou al te uitvoerig worden. Liever vertel ik u nog iets van het planten en bloeien der bollen, als u daar belang in stelt.’
‘Zeer gaarne zou ik er meer van willen weten,’ zeide onze Groningsche vriend, en Johan, die met zooveel opgewektheid over zijn vak kan spreken, begon opnieuw.
‘In October wordt het voor bollen bewerkte stuk land in bedden van 150 cM. breedte en paden van 40 cM. verdeeld. De grond wordt 5-8 cM. diep uitgegraven en de aarde aan den kant opgehoogd, waarna lijnen met een tusschenruimte van 10 cM. getrokken worden. Op deze worden de bollen op een afstand van 6-10 cM., al naar hunne grootte, gepoot. Hiertoe maakt men gaten van circa 8 cM., drukt er de bollen met het puntig gedeelte opwaarts in, en bedekt de strook voorzichtig met de uitgegraven aarde, om de bollen niet te doen omvallen. Vervolgens hoogt men de bedden in het midden een weinig op, om het afloopen van het water gemakkelijk te maken. Bij strenge koude worden de bloembedden even met stroo of bladeren gedekt, maar deze worden reeds vroeg in het voorjaar weer weggenomen.
Het afsnijden der bloemen geschiedt zoodra de bloem 3/4 van haar volkomen ontwikkeling bereikt