Alweer een kroonprins!
Een vreeselijk noodlot bedreigt in de laatste eeuwen den eerstgeborenen van Europa's vorsten. De slaande Engel, die ten tijde van Mozes zoo onbarmhartig in Egypte de oudste zonen van menschen en dieren trof, schijnt thans weer in de koninklijke en keizerlijke paleizen te woeden! Telkens valt een kroonprins den wreeden dood ten offer!
Nu eens is het - om slechts in deze eeuw te blijven - de koning van Rome, die in zijn eerste jeugd een geheimzinnigen dood sterft, dan de hertog van Berry, verwond door een dweper, later de hertog van Orleans het hoofd te pletter stootend tegen de straatsteenen, dan de keizerlijke Prins, wiens lichaam verscheurd wordt door de wapens van wilden, dan de Kroonprins van Duitschland, de ridderlijke Fritz, bezwijkend aan een vreeselijke kwaal en slechts stervend den keizerlijken troon beklimmend, of Rudolf van Oostenrijk, gevallen door eigen hand, onze veelbelovende prinsen van Oranje, de eerste Czarewitch, in de kracht van hun leven gestorven, het kroonprinsje van België, na bitter lijden
kroonprins boudewijn. † 23 Jan. 1891.
bezweken, en nu zijn opvolger, de veelbelovende Boudewijn!
Wie had het kunnen denken van den jongen vorst? zoo krachtig, zoo gezond, zoo vol hoop en vol levenslust; een flinke, ferme jongen, zoo scheen hij ieder toe en zoo handelde hij ook.
In December, ondanks de felle, snerpende koude, toen heel Brussel zich nog koesterde onder de warme dekens, toen de verwende fatten van hoogen adel en geldaristocratie nog aan geen opstaan dachten, rukte de toekomstige koning van België op aan het hoofd zijner troepen; hij deelde met den minsten soldaat, vermoeienis en koude. Hij ontzag zich zelf niet in 't minst, hij wekte den moed op zijner manschappen door schertsende, hartelijke woorden, zooals hij die zoo goed kon vinden:
‘Wel, vrienden, 't is frischjes hoor, maar toch lekker, veel beter dan die ellendige regen!’
En als zij allen uitrustten, hoe goed liet hij zich in de eenvoudige boerenherberg, de stevige mikboterhammen smaken, met wat een gezonden eetlust beet hij er in en dronk zijn kruik vlaamsch wit bier daarbij op!
En nog geen maand later rustte zooveel gezonde, frissche jeugd in het sombere graf! Arme ouders! arm volk! dat hem zoo lief had; de Vlamingen vooral droegen hem op de handen: ‘Ons Prinske,’ zoo noemden zij hem, de eerste van zijn vorstenhuis, die zich de moeite had getroost hun taal te leeren spreken en verstaan!
O wat had hij op de feesten in Brussel ter eere van Breydel en de Conink hun hart gestolen, toen hij in hun taal, de taal van die helden, goed en zuiver antwoordde!
Het ging zoo spoedig! Nauwelijks herademde de koninklijke familie van België, nadat het grootste gevaar voor de 20-jarige prinses Henriëtte, door longontsteking aan den rand van het graf gebracht, gelukkig was geweken, of daar klonk de jammerkreet: Prins Boudewijn sterft, prins Boudewijn is dood!
't Trof als een bliksemstraal uit den helderen hemel. Niets deed zulk een ramp vermoeden. Als een liefhebbende broeder had hij trouw aan het ziekbed van Henriëtte gewaakt; nu was hij zelf ongesteld, maar niemand, hij zelf 't minst, dacht aan een noodlottigen afloop. Eensklaps betrok het gelaat der doktoren, er was gevaar, groot gevaar zelfs, den prins moesten de laatste Heilige Sacramenten worden toegediend.
Vreeselijke boodschap in elk gezin, niet het minst in de zoo innig aan elkander gehechte familie van den graaf van Vlaanderen. Het kalmste van allen bleef de stervende prins! ‘Hij was zachtmoedig jegens den dood!’ gelijk een zijner voorouders, Henriëtte van Orléans, plotseling uit het leven geroepen als hij!
Hij stierf gelaten, kalm, vroom, in de armen van zijne bedroefde ouders, zijn zuster en broeder. De koning en koningin, zijn oom en tante omhelsden hem voor het laatst; 't was hun of zij ten tweeden male hun zoon verloren. Misschien was Boudewijn ook bestemd het eens te worden door zijn huwelijk met hun dochter prinses Clementine.
En toen de grauwe winterzon over België opging was zijn ‘Prinske’ gestorven! Weer had de dood aan koningen en volkeren een groote les geleerd; welsprekender dan alle redenaars over gelijkheid en recht voor allen, toonde de groote Gelijkmaker aan, hoe noch door schildwachten, noch door koninklijke poorten, den geduchten vijand te verjagen is, hoe hij met denzelfden voet de hooge torens en de lage hutten omverwerpt, daar er voor hem waarlijk geen verschil bestaat tusschen het koninklijke paleis en de arme stulp!
Bij het sterfbed harer kinderen zijn alle moeders gelijk, maar de gravin van Vlaanderen had nog bovendien een zware taak. Zij mocht niet weenen, voor haar nog zeer zieke dochter, die er geen vermoeden van had dat haar oudste broeder, haar liefde en trots, er niet meer was; zij verwisselde zelfs haar rouwgewaad in gewone kleeding om glimlachend en opgeruimd voor haar ziekbed te verschijnen.
Zwaar zijn de beide Nederlanden dezen winter getroffen. Holland verloor met zijn ouden koning den laatsten van zijn stam, België met zijn 21-jarige kroonprins zijn voornaamste hoop op de toekomst.
Nog heeft het echter een prins: de vijftienjarige Albrecht. Zal hij evenwel dien troon bestijgen, of zal ook hij het noodlot der kroonprinsen niet ontgaan?
‘Bewaar dien immortellenkrans goed,’ moet de grijze Leopold II op somberen toon gezegd hebben, terwijl hij op de reusachtige kroon wees, die de lijkbaar van zijn neef versierde, ‘wie weet hoe spoedig hij voor mij moet dienen!’
God beware ons zwaar beproefd zusterland nog lang voor zulk een slag!