drinkgeld vast te houden. Londen was toen reeds een wereldstad en Shakspere zal zijn brood overal hebben genomen, waar hij 't vond.
Den grond der gewaarborgde feiten betreden wij eerst weder bij het in dienst treden van Shakspere als knecht en later als tooneelspeler in den troep van den Opperkamerheer, waartoe ook zijn landsman Burbage behoorde. Toen bezat Londen vier groote schouwburgen; in het jaar 1590 werd, volgens het model van den ‘Zwaan’, het ‘Globe theatre’ gebouwd, waarin de meeste drama's van Shakespeare opgevoerd werden. Behalve deze ruwe troepen, onderhielden sommige deftige heeren eigen tooneelgezelschappen en daartoe behoorde ook Shakspere, nadat hij vroeger en ook later aan andere verbonden was geweest. Van de proeven zijner tooneelkunst is ons weinig bekend, behalve dat hij bij zijn collega's den bijnaam had van Fallstaff of Sir John. De lievelingsheld van het Londensche grauw was namelijk de dikke ridder Fallstaff, en het schijnt dat de gestalte van den voormaligen slagersknecht bijzonder voor deze rol geschikt was.
In het voorjaar van 1597 kocht de tooneelspeler Shakspere in zijn vaderstad een voor dien tijd kostbaar stuk grond van 60 pond, werd verder eigenaar van nog meer landerijen, waarover hij gaarne processen voerde, hield een brouwerij, trad op als geldschieter, en werd dus op een dezer manieren een vermogend man, iets wat bij komedianten zelden voorkomt.
In Januari 1616 maakte hij zijn testament, dat nu nog bestaat, en waarin met geen enkel woord melding gemaakt wordt van zijn toen reeds gedrukte dichtwerken. Er is wel sprake van zijn meubels, bedden enz., waarover uitvoerig wordt gehandeld, maar niets van zijn zoo hoogst belangrijke letterkundige bezitting.
De geheele handschriftelijke nalatenschap van den acteur Shakspere bestaat uit vijf in zijn testament aanwezige naamteekeningen. Een koortsaanval van den erflater stond den rechtskundigen bijstand niet toe, gelijk anders gebruikelijk is, het testament in het net over te schrijven; men vreesde gevaar en liet dus op drie verschillende plaatsen het document onderteekenen. Nauwelijks drie maanden later, den 23 April 1616, stierf William Shakspere; behalve deze vijf handteekeningen, die nog bovendien een in het schrijven weinig ervaren hand verraden, bezitten wij van hem geen enkel stuk geschrift, zelfs geen brief, en het blijkt ook niet dat de dichter der voortreffelijke drama's een enkel gedrukt boek zijn eigendom noemde.
Hoe kan deze man, vragen de voorstanders der Bacon-theorie, wiens leven onder de laagste lagen der maatschappij voorbijging, die zelfs onder haar paria's gerekend werd, dichtwerken hebben geschreven, die bij voorkeur in koninklijke paleizen spelen? Hoe kan hij zich den hoog-aristocratischen toon hebben eigen gemaakt, die in al zijn drama's heerscht? Hoe kan hij met alle gebruiken en manieren der hoogste kringen zoo vertrouwd zijn geweest? Meer nog, waar kon hij de philosophische wereldbeschouwing, den bewonderenswaardigen rijkdom van positieve kennis, waarvan zijn werken blijk geven, hebben verkregen, hij die de banken eener dorpsschool zoo spoedig met een slagerswerkplaats verwisselde?
De voorstanders van Shakspere kunnen hieraan slechts een uitlegging geven: ‘het genie is tot het hoogste in staat,’ maar toch kan het genie niet de kennis geven, welke iemand noodig heeft om zulke onderwerpen te behandelen op een wijze, die thans nog onze bewondering opwekt. Dichter en geleerde moest de schepper van een Hamlet, een Macbeth en King Lear zijn. Een aanhoudend leven van ernstige studie had zelf het genie noodig om de wetenschap machtig te worden, die tot het schrijven van deze drama's noodig was?
En zij wijzen op plaatsen in zijn drama's, die op een alles omvattende kennis wijzen, welke den tijd, waarin hij leefde, ver vooruit was. Zoo wordt er gesproken over den bloedsomloop in het menschelijke lichaam, door Dr. Harvey eerst in 1628 ontdekt. In ‘Troilus en Cressida’, dat in 1606 verscheen, verraadt de dichter zijn bekendheid met de zwaartewet, die eerst door den in 1642 geboren Engelschman Newton heet uitgevonden te zijn.
Verder gronden zij hun beweringen op het verschil van spelling der twee namen: Shakspere en Shakespeare zijn geheel verschillend en hebben niets met elkander uit te staan. De tooneelspeler van den eersten naam heeft zich nooit anders geteekend; de schrijver der drama's is een geheel andere persoonlijkheid, die zich onder dit pseudoniem verbergt; van hem weet geen officieel stuk, geen kerkregister iets te berichten.
Nu ging men aan het onderzoeken aan wie zijner tijdgenooten men het vaderschap dezer drama's kon toeschrijven, en na alles te hebben gewikt en gewogen, vond men dat er niemand beter voor in aanmerking kon komen dan de beroemde Engelsche wijsgeer en staatsman Francis Bacon.
Om toch in staat te zijn zulke werken te schrijven moest de vervaardiger een groot philosoof, een veelzijdig ontwikkeld geleerde, een jurist en eindelijk een volbloed aristocraat zijn. Niemand van al zijn tijdgenooten vervult aan al deze voorwaarden zoo goed als Bacon, gelijk wij uit het volgende zullen zien.
Francis Bacon was de zoon van den Grootzegelbewaarder der Koningin, dus van hooge afkomst; hij werd in 1561 te Londen geboren en onderscheidde zich reeds vroeg door zijn leergierigheid en talenten. Dertien jaar oud bezocht hij de hooge school van Cambridge, en toonde zich daar vooral een vurig voorstander der empirische methode in de natuurwetenschappen.
In 1577 vertrok hij naar Parijs als attaché van het Engelsche gezantschap en verkeerde daar natuurlijk in de hoogste kringen en met de voornaamste personen. In 1579 keerde hij, tengevolge van den dood zijns vaders naar Londen terug, en moest zich daar een beroep kiezen, daar het vaderlijke erfdeel zeer klein was uitgevallen. Hij koos de rechtsgeleerdheid en vestigde zich als advocaat te Londen. In 1584 werd hij lid van het Parlement en verkreeg weldra door zijn welsprekendheid grooten invloed. In 1586 nam hij plaats onder de rechters van de rechtbank Gray Inn; de jonge rechtsgeleerden van deze rechtbank voerden in de kerstvacantie allerlei tooneelstukken op. Van 1586 tot '89 woonde koningin Elisabeth de opvoering bij van het treurspel ‘The misfortune of Arthur’ en 't is van veel belang voor ons te weten