Grillparzer.
Den 15den Januari heeft Oostenrijk den 100sten geboortedag van zijn grootsten dichter herdacht, die onmiddellijk na Göthe en Schiller onder de duitsche dramatische schrijvers kon gesteld worden.
De geheele stad zal er het hare toe bijdragen om de nagedachtenis te verheerlijken van den dichter, die, zooals de meeste dichters, gedurende zijn leven volstrekt niet naar waarde erkend werd, hoewel hij toch vooral zijn pen gebruikte om de grootheid van zijn vaderland te verheerlijken.
Franz Grillparzer werd dus in 1791 geboren en heeft harde, moeielijke tijden moeten doorleven vóór dat zijn talent zich een baan kon breken.
Hij moest het honorarium dat hij ontving voor zijn eerste stuk ‘die Ahnfrau’ gebruiken om de huur van zijn moeders woning te betalen.
Hij bekleedde toen een betrekking aan het archief, maar zooals licht te denken was, hij had er zijn hart niet bij.
Het stormde en woelde in zijn geest en 't kon niet anders of hij moest daaraan uiting geven. Zoo schreef hij dus in dezen tijd zijn eerste drama dat een stuk geschiedenis van Oostenrijk behandelde en grooten opgang maakte niet alleen in Weenen maar ook in geheel Duitschland.
Bij zijn chef was die opgang echter minder groot. Onder het bestuur van Metternich was een ambtenaar, die zich meer met de Muzen dan met de officiëele stukken bemoeide niet erg reçu. De censuur schrapte druk in zijn stukken en tegelijkertijd werd zijn kans op bevordering hoogst gering.
Die omstandigheden werkten hoogst ongunstig op Grillparzer en zijn talent; hij was volstrekt niet met het regeeringsbestuur van Metternich ingenomen en daar het hem, zooals elken schrijver, die voor zijn geesteskinderen iets voelt, hard viel hen te zien verminken door de onhandige pen of schaar van een politie-ambtenaar, begon hij te schrijven met het oog op de censuur, en dit maakte natuurlijk dat hij de vleugels van zijn genie niet vrij durfde uitslaan, en zich dus gedwongen zag ze te kortwieken.
Dit is waarschijnlijk de reden waarom zijn stukken bij de opvoering weinig succes hadden; 't is waar, dat zij meer door de schoone verzen en fraaie gedachten schitteren dan door de dramatische handeling. De meest bekende ook bij ons te lande zijn ‘Medea’ en Saffo’.
Later echter toen de smaakrichting veranderde begon men de stukken van Grillparzer meer te waardeeren; immers wordt men meer door ontwikkeling en ontleding aan karakters geboeid dan door een opeenstapeling van vaak onwaarschijnlijke gebeurtenissen, die sterk dramatische effecten doen ontstaan.
De toenmalige Keizerin van Oostenrijk, Caroline, las eens bij toeval een zijner drama's. ‘König Ottokar's Glück und Ende’ en werd zoo diep getroffen door de vaderlandslievende gevoelens daarin uitgedrukt, dat zij het wenschte opgevoerd te zien. Men antwoordde dat de censuur het verboden had; de vorstin echter liet het er niet bij, zij wilde weten wat voor gevaarlijks er in school en nu moest de ambtenaar toch ook erkennen dat het eigenlijk niets was, maar men wantrouwde nu eenmaal den schrijver en dus.... een schouderophalen verving alle mogelijke verdere argumenten. De keizerin liet het er niet bij; zij stond er op dat het stuk in het Burgtheater opgevoerd werd; 't gebeurde maar had evenmin succes.
Later na den val van Metternich, onder de regeering van den goeden keizer Frans Jozef, kreeg Grillparzer betere dagen maar het was te laat; zijn karakter had een ongelukkige plooi gekregen, zijn levensmoed was geknakt.
Evenals de meeste dichters, die waarlijk dichters zijn, leed Grillparzer bitter door de tegenstelling die er bestond tusschen de idealen van zijn geest en de werkelijke wereld. Hij was altijd met zich zelf bezig, altijd analyseerde hij zich zelf, zijn eigen gevoelens en indrukken, en het gevolg was dat hij door het denken en tobben het handelen afleerde. Dezelfde familietrek vertoonen ook zijn voornaamste helden; deze zijn ook meestal besluiteloos, vreesachtig; zij spreken meer dan zij doen, geen wonder dus dat zij onzen tijdgenooten nader staan dan zijn eigene. De vrouwengestalten uit zijn drama's schitteren echter als veelkleurige verschillende bloemen in een heerlijk perk. Welk een verschil tusschen de zachte, vriendelijke Melitta en de woeste Medea! Saffo doet ons meer aan zijn mannenfiguren denken; 't is hetzelfde zuchten en kermen over den last, die den dichter opgelegd is door zijn genie, het geluk en het genot te moeten aanzien, bezingen en het niet zelf te kunnen doorleven!