De ‘torpedo-koning’.
De ‘Torpedo-koning’ is dood! Te Titusville, in den Noord-Amerikaanschen Staat Pennsylvanië, is hij onlangs overleden. Hij heette William Roberts, en voor zijn naam zette hij ook nog den titel van Doctor, want van zijn vak was de man eigenlijk tandarts. Eerst in later tijd avanceerde hij tot bovengenoemde waardigheid. Bij zijn dood liet hij het niet onaardige vermogen na van tien millioen gulden - of nog iets meer. Bij zulk een sommetje komt dat er niet zoo precies op aan. Aan een boom, zóó vol geladen, let men op een pruimpje niet, zouden wij met een variant op vader Van Alphen kunnen zeggen.
Een man, die tien millioen bezat, kan reeds hierom alleen beslist aanspraak maken op het voorrecht, als een belangwekkend man beschouwd te worden. Is hij nu nog bovendien een selfmade man, en heeft hij, zooals Dr. William Roberts, zijn vermogen op gemakkelijke wijze door de practische toepassing van een gelukkig denkbeeld binnen weinige jaren verworven, dan zal wel niemand hem die aanspraak kunnen of willen bestrijden.
Ja, Mr. Roberts is zonder zorg of moeite een tienvoudig millionair geworden. Hij heeft zijne levensdagen niet met hard werken doorgebracht; evenmin heeft hij slapelooze nachten doorworsteld met het mijmeren over zijn denkbeeld. Hij had in zijn geheele leven één enkel goed idée, en als een echte Yankee zette hij dit met groote behendigheid en doortastende energie in geld om. Wij hebben gezien, met welken uitslag.
Dr. William Roberts was dus tandarts te New-York. Of hij zijn vak goed verstaan heeft of niet, daarover weet men niets met zekerheid te zeggen. In ieder geval evenwel schijnt het getal zijner patienten niet bijzonder groot geweest te zijn. Want weldra zien wij hem zijn praktijk in de wereldstad opgeven. Hij keert haar den rug toe en begeeft zich, gelijk zoovele anderen, naar het petroleumland Pennsylvanië, om hier zijn geluk te zoeken. En hij vond het er.
De beweging, die destijds ontstond en duizenden naar Pennsylvanië, het beloofde land der petroleum dreef, is niet beter te vergelijken dan bij de tien jaar oudere beweging, die het goudland Californië ten doel had. De petroleumkoorts was een waardig pendant van de goudkoorts. Landstreken die eeuwen lang braak gelegen hadden en bijna nooit door 's menschen voet betreden waren geworden, werden nu plotseling dicht bevolkt. Er verrezen groote steden, en handel en wandel bloeiden in het petroleumland. Hierheen dus wendde Roberts zijne schreden. Hij kwam er evenwel niet, zooals de anderen, met het voornemen om naar de nieuwe vloeistof te graven. Hij wilde in deze geheel nieuw ontstane streek eenvoudig zijne tandmeesterlijke kunst uitoefenen, en hoopte hier, waar hij geene concurrentie behoefde te vreezen, meer succes te hebben, dan in de groote stad aan de monding van den Hudson.
Daarin had hij zich misrekend. Hetzij dat de hartstocht van het winstbejag de tandpijnen verdreef, of dat de werkzaamheid des lichaams den tanden ten goede kwam, - genoeg, het atelier van den armen dentiste bleef ledig. Hoe ijverig hij zijn best ook deed, en hoe nauwgezet hij zijne operatiën ook ten uitvoer bracht, het ging hem niet voor den wind. Toen was zijn geduld ten einde. Op een goeden dag hing hij heel zijne kiezentrekkerskunst aan den kapstok, nam van de verborgenheden der odontologie voorgoed afscheid, en besloot nu, evenals zoovele anderen, de petroleum tot hefboom van zijn geluk te maken.
In vroeger tijden, toen men met de waarde der petroleum nog niet ten volle bekend was, - toen men nog niet wist, dat de aarde in haren schoot reusachtige reservoirs van licht en warmte bevatte in den vorm van een vocht, dat gemakkelijk te verkrijgen en gemakkelijk te gebruiken is, - toen gaf men zich natuurlijk geen bijzondere moeite om de vreemdsoortige vloeistof, die als het water eener bron uit spleten in den grond voortsijpelde, of op den bodem van eenige kuilen dreef, uit te graven en zoodoende de productie dezer minerale olie te vergrooten. De inboorlingen legden op de bronnen of op den bodem der gaten oude dekens, of andere buiten gebruik gestelde stoffen, en als die volgetrokken waren, nam men ze op en wrong ze boven een kuip of emmer uit.
Zoodra men echter inzag, dat de dusver niet nagespeurde vloeistof een natuurlijken rijkdom vertegenwoordigde, die slechts in ontvangst behoefde te worden genomen, stelde men zich, zooals wel van zelf spreekt, niet langer tevreden met de bovenbeschreven, hoogst primitieve wijze van opzameling der olie. Men begon het vocht uit te graven, en hoopte langs dien weg de productie winstgevender te maken. Daarin had men juist gezien. Overal gelukte de nieuwe onderneming.
Dikwijls gebeurt het, wanneer de gegraven bron in een natuurlijk petroleum-reservoir binnendringt, dat de brandbare vloeistof plotseling met een reusachtige straal hoog in de lucht opspuit. Maar dit duurt niet lang. De straal wordt hoe langer hoe kleiner, en na verloop van weinige dagen houdt het opborrelen der petroleum zelfs geheel op. Men is dan gedwongen, de petroleum uit den grond op te pompen. En dat is dan ook de gewone wijze van exploitatie.
De aanleg dezer bronnen geschiedt op dezelfde wijze als bij de gewone welputten, die bestemd zijn om water te leveren. Men doorboort den grond en verwijdert het boorsel door middel van opzettelijk daartoe vervaardigde, speciale werktuigen, die door machines in beweging gebracht worden. De zijwanden van het daardoor ontstaande gat houdt men loodrecht, doordien men gaandeweg in de gemaakte opening, naar mate de boor dieper doordringt, een ijzeren buis drijft. Is men zoo op de petroleumlaag gekomen, dan behoeft men nog slechts op deze lange ijzeren buis een pomp te plaatsen. Zoodra men die in beweging zet, stroomt de petroleum uit de buis.
Men ziet dus, dat de constructie van de petroleumbron en de Nortonpomp dezelfde is. En toch bestaat er tusschen die beiden een hoogst belangrijk onderscheid. Het water van de welput vernieuwt zich door voortdurende toevloeiing telkens weder, hoeveel men er ook van oppompt. Doch bij de petroleum