De Vestaalsche.
Aan het kloek en krachtig penseel van den Duitschen kunstenaar Gabriël Max heeft ons tijdschrift reeds menige voortreffelijke gravure te danken. Ook de hier voorkomende afbeelding van zijne ‘Vestaalsche’, vol uitdrukking en gevoel, geeft een hoogen dunk van 's meesters bewonderenswaardig talent en toont, hoe goed hij het eigenaardig karakter dezer sympathieke figuur uit de oude geschiedenis wist te doorzien en weer te geven.
De Vestaalsche maagden waren de priesteressen van Vesta, de schutsgodin van Rome. Men telde er aanvankelijk vier; maar sedert Tarquinius waren zij zes in getal, van welke de voornaamste Vestalis maxima heette. In den eersten tijd werden zij door de koningen, maar later door den pontifex maximus of opperpriester gekozen. Zij mochten bij die keuze niet jonger dan zes en niet ouder dan tien jaar zijn; het meisje, dat door het lot als Vestale werd aangewezen, moest tot een aanzienlijk geslacht behooren en was verplicht, zich gedurende dertig jaar aan den eeredienst van het heiligdom der godin te verbinden. De eerste tien jaren maakten haren proeftijd uit. In de volgende tien vervulde zij den dienst van priesteres. Gedurende de laatste tien was zij de leermeesteres der nieuw aangekomene Vestaalsche maagden. Wanneer zij aan deze hare verbintenis had voldaan, stond het haar vrij, in de wereld terug te keeren en te trouwen. De bewaking van het Palladium (het houten beeld van Pallas, dat, volgens de fabel, in Ilium uit den hemel gevallen, aldaar door Ilos gevonden, en door hem in de nieuwgebouwde stad in een afzonderlijken tempel geplaatst zou zijn) en het onderhouden van het heilige vuur, het zinnebeeld harer godin, was aan hare zorg en oplettendheid toevertrouwd. Als het gewijde vuur door hare nalatigheid uitging, veroordeelde de opperpriester haar tot geeselstraf. Schond zij hare gelofte van kuischheid, dan werd zij in een nis gemetseld en aldus levend begraven. De Vestaalsche maagden genoten daarentegen ook buitengewone voorrechten. Zoo waren zij, na hare opneming, niet meer onderworpen aan de macht van het vaderlijk gezag, die te Rome zeer groot was; zij bekleedden voorts eene eereplaats bij de openbare ceremoniën en de groote volksvergaderingen; en daarenboven konden zij de misdadigers, die men naar de strafplaats voerde, van de doodstraf bevrijden, wanneer zij hen op haren weg ontmoetten. De Vestaalsche maagd droeg een lang wit kleed,
en haar hoofd, met een band omwonden, was in een dichten sluier gehuld. Op onze plaat heeft zij dien sluier opgeslagen; en de blik vol weemoed en berusting, waarmee zij de oogen hemelwaarts heft, drukt op welsprekende wijze een vreugdeloos heengevloden jeugd en eene van idealen verstoken toekomst uit.