De dameshoeden in den schouwburg.
Menigmaal valt de galante heerenwereld toch uit hare rol, en de strijd tegen den hoogen dameshoed, die in schouwburgen en op concerten zoo dikwijls ons genoegen bederft, wordt sedert jaren met groote verbittering gevoerd, zelfs met terzijdestelling van die galanterie, die in onzen tijd voor de verhouding tusschen beide geslachten onmisbaar geacht wordt. Deze klacht is volstrekt geen verschijnsel van den jongsten tijd: de Duitsche schrijver Börne reeds jammert in een brief uit Parijs, die den datum van 1 Februari 1831 draagt: ‘Naast mij belemmerden domme dikke zuilen, voor mij domme groote hoeden mij het uitzicht. Wij hebben revolutiën beleefd, die duizendjarige koninkrijken omvergeworpen hebben, - zal er dan nooit eens een revolutie losbarsten, die deze met vloek beladen vrouwenhoeden wegjaagt?’ - Wij weten, dat die vurige begeerte van Börne, ofschoon er reeds meer dan een halve eeuw over verloopen is, zich nog niet vervuld heeft; integendeel, de ramp is zoo mogelijk nog verergerd geworden door de alle palen en perken overschrijdende grillen der mode, die ware hoedenmonsters heeft uitgevonden. In eenige hoftheaters en in enkele particuliere schouwburgen, vooral te Berlijn, is men nu tot het besluit gekomen tegen deze onbetamelijkheid beslissend op te treden en een hoedenverbod af te kondigen; maar algemeen is deze maatregel nog altijd niet geworden, - vooral in concertzalen handhaaft de dameshoed zijn oude recht. Nu is het welbeschouwd niemand kwalijk te nemen, wanneer hij tegen den dwang om, in plaats van het tooneel, de achterzijde van een kunstig gearrangeerd, met linten en veeren getooid product van hoedenmaaksters-bouwkunst te moeten bezichtigen, in verzet komt; en in de gevallen, waarin goedheid niets heeft uitgewerkt, is men in de verzoeking gekomen om zijn toevlucht te nemen tot hatelijkheden, waardoor dikwijls uiterst pijnlijke tooneelen zijn ontstaan. Een sluw middel is bedacht door een schouwburgbezoeker, die
veroordeeld was in het parterre achter eene dame te zitten, wier reusachtig hoofddeksel het uitzicht naar het tooneel der dramatische handeling totaal onmogelijk maakte. Nadat hij den geleider der dame op de beleefdste wijze verzocht had, haar tot het afzetten van den hoed te overreden - wat evenwel vruchteloos bleef - zette hij doodeenvoudig zelf zijn hoed op. Terstond weerklonken achter hem verscheidene stemmen: ‘Hoed af!’ - De draagster van den hoog geveerden hoed was van meening, dat die kreten háár golden, waarop zij zich nu haastte om het gewaande mikpunt der demonstratie van het publiek af te zetten en op haren schoot te leggen. - Een doelmatigen en navolgenswaardigen uitweg heeft men er in een groote Zwitsersche stad op gevonden. Men wilde een bepaald verbod tegen het ophouden van hooge dameshoeden in het parterre ontwijken, en plakte daarom aan den ingang van den schouwburg de volgende kennisgeving aan: ‘Het ophouden van hoeden is in het parterre alleen aan bejaarde dames geoorloofd!’ - De uitwerking van deze aankondiging was verbazingwekkend: niet alleen de jonge dames, maar ook anderen, die niet meer tot deze categorie gerekend kunnen worden, ver-