Uit de dierenwereld.
Eene te Konstantinopel wonende Russische dame had eens een der vele in de straten van Stamboul ellendig rondzwervende onbeheerde honden uit medelijden in haar huis opgenomen. Deze hond wierp in een hoek van den tuin drie jongen, waarvan men er haar slechts één liet behouden, dat zij nu met angstige zorgvuldigheid bewaakte. Op zekeren dag echter joeg een familielid der dame de dieren weg, en eerst na dagen lang zoeken vond men moeder en jong onder het naburige landingshoofd aan den oever der zee van Marmora, de moeder kermend en blijkbaar met den dood worstelend, in een kuil op het strand. Daar bij de oude zelve al het lokken om mede te gaan vruchteloos bleef, nam men althans het jong mede naar huis, daar de vloed het 's nachts ongetwijfeld zou hebben weggespoeld. Den volgenden morgen zag men de trouwe moeder weder in het huis der dame op het stukje tapijt liggen, waarop zij vroeger met haar jong gerust had, - maar zij was dood en geheel doornat. Zonder twijfel had zij haar kind eerst in het water gezocht en daarop, het spoor van het geredde jong volgend, zich nog tot aan het huis voortgesleept, waar zij bij hare laatste krachtsinspanning bezweken was. De dame, hoe afkeerig ook van alle valsche sentimentaliteit, was bij dit schouwspel toch niet in staat hare tranen te bedwingen.