De Huisvriend. Jaargang 1890(1890)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende In zoeten sluimer. Wat was het warm! Wat was het ver! Zoo'n wandling is een kruis: De musschen vielen uit den boom, Zooals men zegt, - en vreeslijk loom Kwam zij zooeven thuis. Nu eerst eens rusten, vóór zij zich Van hoed en doek ontdoet: Eerst wat bekomen van dien tocht Door hitte en zand en stof! Zij mocht Eens zwijmen na zoo'n gloed! Dus knoopt zij - phoeh! - haar doekje los, Zet - phoeh! - zich neer bij 't raam, Sluit - oeff! - haar loddrige oogen dicht, En met een lach op 't lief gezicht Vouwt zij haar handen saàm. Maar slapen?... neen... o foei!... wel neen! Aan slapen... denkt zij niet! Zij denkt aan... zij weet zelf niet wat... Steeds lager glijdt haar hoofd... totdat... Zij... sluimert, als ge ziet. Daal af nu, Morpheus! god des slaaps! Omzweef dit moede kind, En laat haar droomen, lang en zoet, Van alles waar zoo'n jong gemoed Het hoogst geluk in vindt! A. Vorige Volgende