tijd bijna uitsluitend in het buitenland, in Frankrijk en Italië, ophoudt. Het tafereel waarnaar de schilderij ‘Javaansche danseressen’ genomen is, was in den zomer van 1889 op de Parijsche tentoonstelling eene voortdurende aantrekkelijkheid van alle kunstenaars, en gaf eene duidelijke voorstelling, in de kampong op de Esplanade des Invalides, hoe de Oostersche inboorlingen zich met zang en dans vermaken.
De Heer Briët heeft de houten estrade geschilderd, waarop een der Javaansche meisjes danst, op het oogenblik dat een zonnestraal, door het dak der pendoppo, dat tooneel met een warmen gloed verlicht.
Deze schilderij die enkele dagen ter bezichtiging was gesteld in het magazijn van de firma Boussod, Valedon & Co., te 's Gravenhage, mocht in hooge mate de goedkeuring van vele kunstkenners verwerven, en werd aangekocht door een twaalftal heeren, allen leden der Nederlandsche commissie van de Wereldtentoonstelling te Parijs, om te dienen tot een aandenken aan den Heer en Mevrouw Freiwald, als een beleefdheid voor de gastvrijheid die zij in hunne woning in Frankrijks hoofdstad, gedurende den geheelen zomer, mochten ondervinden.