Sperwer en duif.
Sedert den 2den Juli 1889, toen de ‘Angelus’ van Jean Millet op een schilderijenveiling te Parijs voor 580,000 francs verkocht werd aan een Amerikaan, na heftigen strijd tusschen Franschen en Yankees, is de naam van den schilder op aller lippen. De zoon van zulk een wereldberoemd vader te zijn, heeft voor François D. Millet ontegenzeggelijk zijn voor- en nadeelen. Reeds door zijn naam is de levensweg grootendeels voor hem gebaand; maar zoolang hij geen ‘Angelus’ geschilderd of niet minstens een half millioen francs voor een schilderij heeft opgestreken, kan men hem niet aanzien of van hem hooren, zonder aan zijn veel beroemder vader te denken. Of hij het ooit tot diens hoogte brengt, zal de tijd moeten leeren; intusschen beantwoordt de thans omstreeks veertigjarige kunstenaar tot nog toe ten volle aan de verwachtingen, die men van hem meent te mogen koesteren. Ook zijne schilderij ‘Sperwer en duif’ is een welsprekend getuigenis van de nauwgezetheid in teekening en groepeering, waarmede François Millet de kunst beoefent. De figuren van den jongen edelman, dien we hier in het kaartspel verdiept vinden, en van den valschen speler, door wien hij verraderlijk getroefd wordt, zijn vol leven en kracht. Meesterlijk is de half wanhopige, half wezenlooze blik, waarmee de jonge ridder op de kaart tuurt, die hem den laatsten uitweg afsnijdt, even meesterlijk als de Mephisto-kop van den falsaris, die met de oogen zijn slachtoffer en diens goud schijnt te willen verslinden. De realiteit van dit tafreel, de natuurlijkheid der gebaren, de groote juistheid waarmee de aandoeningen der beide personen zijn uitgedrukt, de belangstelling die het spannende oogenblik den beschouwer onmiddellijk inboezemt, - dit alles maakt ‘Sperwer en duif’ tot een kunstwerk, waarvoor de oude Millet zich niet had behoeven te schamen. Maar ge ziet: altijd dringt zich de vergelijking tusschen vader en zoon op.
Trouwens, de schilder zelf zal er niets tegen hebben. De zoon weet en erkent, hoeveel hij aan zijn genialen vader te danken heeft. François Millet kan volmondig zeggen, dat de kunst hem als met een paplepel is ingegeven. 's Avonds, als er in de huiskamer verhaaltjes gelezen of sprookjes verteld werden, teekende de vader er voor zijne kinderen prentjes bij, ruwe potlood- of inktkrabbels, maar in elken trek den meesterhand verradend, en die nu nog als kostbare schatten betaald en bewaard worden. Er bestaat nog een oud schoolschrift van François, waarin zijn vader op ieder leeg plekje losse, sublieme schetsjes uit Klein Duimpje, Rood Kapje enz. geteekend heeft, soms met potlood, soms met een schrijfpen, soms ook met een afgebrande lucifer, in den inkt gedoopt. Omstreeks 1856 of 1857, toen François nog slechts een jaar of zes zeven was, werden er zulke teekeningen van den Wildeman uit Klein Duimpje gemaakt. François had reeds dagen en weken lang bij zijn vader gezeurd om een ‘portret’ van den Wildeman, totdat hij het eindelijk op een goeden avond voor hem teekende in zijn cahier, dat François, die druk schrijven leerde, reeds half gevuld had met streepjes en beentjes. Men begrijpt dat de kunstenaar dit boek nu bewaart als een dierbaar kleinood, waarvan de bladzijden bezaaid zijn met schetsjes en teekeningetjes van zijns vaders hand: hier enkel lijnen, daar iets meer afgewerkt, soms een idée voor een schilderij, soms een studie voor de beweging eener figuur. De eerste teekening van den kop des Wildemans werd met potlood gemaakt. Millet begon blijkbaar alleen met het doel om den knaap zijn zin te geven; doch toen hij zelf schik kreeg in het weergeven der bij hem opkomende denkbeelden, nam hij den kop op een ander plekje opnieuw onder handen, maakte vervolgens een afzonderlijke studie van den mond en de tanden, en zette eindelijk met potlood het geheele ‘portret’ op 't papier. Terwijl hij het hoofd
teekende, praatte hij onophoudelijk over den Wildeman; hij bootste zijn stem en zijne geluiden na, brulde als een wild beest, wees hoe wijd hij zijn mond open deed, en hoe hij beet en het vleesch van de lichamen der jongetjes aftrok, waarbij de kleine François natuurlijk zat te beven van innige verrukking en - angst.
Zoo heeft François Millet ook dikwijls verteld, hoe zijn vader den houthakker en diens vrouw uit de geschiedenis van Klein Duimpje geteekend heeft. Als het hoofddoel der voorstelling moest uitgedrukt worden, dat er letterlijk niets geen eten meer in huis was. De zeldzame, men kan wel zeggen éénige gave van Millet, om de uitdrukking zijner gedachten te bewerkstelligen met de eenvoudigste hulpmiddelen, kwam hem in dit oogenblik uitnemend te stade: de houthakker en zijne vrouw zijn in diepe moedeloosheid neergezeten voor den kouden haard, maar het welsprekendst van alles is op dien haard de omgekeerde soeppot. François herkende in den houthakker en zijne vrouw zijn eigen vader en moeder. Millet had de droeve ervaring in beeld gebracht, met welke hij meer dan eens had kennis gemaakt: geen brood voor zijne kinderen te hebben.
De geschiedenis dezer teekening was aldus: François bestudeerde zelf reeds de kunst en teekende zoowel naar pleister als naar de natuur. In een gesprek met zijn zoon bracht Millet hem op zekeren avond onder het oog, dat hij zich meer in de compositie en het scheppen van oorspronkelijk werk moest oefenen, en vroeg hij hem ook, of, onder het lezen, de personen, de toestanden en de voorwerpen geen bepaalden vorm en gestalte voor zijne verbeelding aannamen. Toen François antwoordde, dat dit dikwijls het geval was, vroeg zijn vader hem verder, of hij zich dan ook iets kon herinneren, dat een bijzonderen indruk op hem had gemaakt. Dit ging den knaap wat te schielijk: hij kon zich op 't oogenblik niets van dien aard herinneren, en vroeg dus zijn vader of die hem ook iets aan de hand kon doen. ‘Neen,’ antwoordde Millet; ‘maar wacht.... ik weet toch wel iets heel eenvoudigs. Gij kent de historie van Klein Duimpje wel; kies daar eens een onderwerp uit. Wat dunkt u van de passage: wij kunnen onzen kinderen geen eten meer geven en zullen ze in 't bosch moeten neerzetten?’ Toen dit onderwerp vastgesteld was, sloeg Millet voor, dat zij er een wedstrijd van zouden maken. François begon terstond aan zijn teekening; maar Millet bleef peinzend zitten, met het hoofd op de hand geleund, en begon eerst toen zijn zoon lang en breed klaar was. François