Spijsuitdeeling.
Andries Both, een der beste vertegenwoordigers van de oud-Hollandsche schilderschool, heeft veel geschilderd, zeer veel zelfs, en toch bestaan er maar weinig schilderijen van hem. Van hem alleen namelijk. Hij werkte bijna onafgebroken in vereeniging met zijn broeder Jan, die den bijnaam van ‘de Italiaansche Both’ droeg. Jan Both schilderde de zonnige, zuidelijk getinte landschappen, die zijn naam wereldberoemd hebben gemaakt, en Andries plaatste er met even meesterlijk talent de figuurtjes van menschen en dieren op. De stukken die Andries alléén vervaardigde, zonder medewerking met zijn broeder, zijn te tellen. Maar hier hebben wij er toch een: ‘de Spijsuitdeeling’ of iets dergelijks getiteld, waarin al de groote eigenschappen van zijn superieur talent voortreffelijk uitkomen. Door een lage, overwelfde straat of poort geeft de schilder ons het uitzicht op het Armenhuis in de achterbuurt eener Italiaansche stad, uit welks wijdgeopende poort een schare behoeftigen naar buiten stroomt, die door de publieke liefdadigheid met brood en andere eetwaren zijn bedeeld geworden. Het zijn karakteristieke groepen, die daar op de trappen van het Armhuis en een eind verder op straat hun schotel met brij of soep ledigen, gretig de tanden in hun stuk brood zetten, of onderling elkaars portie bezien en - beoordeelen. Alle typen en variëteiten van armoede vindt ge er onder vertegenwoordigd; het is een tooneel vol leven en beweging, en toch werd ieder beeldje behandeld met die teedere, keurige zorg, zelfs voor de kleinste détails, die op al het werk van Andries Both den stempel van het genie drukt.
De gebroeders Both waren geboortig uit Utrecht, waar Andries in het jaar 1609 en Jan in 1610 het levenslicht zag. De beide broeders ontvingen het eerste onderricht in de schilderkunst van hun vader, die glasschilder was. Later werkten zij eenigen tijd bij Abraham Bloemaert, die óók te Utrecht woonde, en weldra gingen de beide broeders op reis naar Rome. Het was in de zeventiende eeuw geen zeldzaamheid, dat een schilder een reis naar Italië deed: Vlamingen, Hollanders, Duitschers, allen deden dat. Velen verloren er evenwel hunne oorspronkelijkheid door. Jan Both echter is een der weinigen, waarop dit verwijt niet van toepassing is; in Claude Lorrain, zijn meester en vriend, ontmoette hij juist den man, die in staat was om zijne ontwikkeling als schilder voor te bereiden en te besturen. Terwijl Jan zich Claude Lorrain tot voorbeeld en meester koos, volgde Andries ‘Il Bambochio’, den Hollandschen schilder wiens eigenlijke naam Pieter van Laar was en wiens manier zooveel opgang in Italië maakte, dat de naam van ‘bambochades’ nog altijd in de kunstenaarswereld met eere bekend is. Andries heeft zijn talent schier uitsluitend gebruikt om menschen- en dierenbeeldjes te schilderen in de landschappen van Jan; hij deed dit met zooveel smaak en oordeel, dat het schijnt alsof zoowel het landschap als de figuren het werk van dezelfde kunstenaarshand zijn. Andries was zóó vaardig in het ondergeschikt houden van zijne figuren, zoodat zij geen schade konden doen aan het algemeene effect van het landschap, en Jan maakte zóó kunstig de plaats gereed waar zij staan moesten om op het voordeeligst uit te komen, dat niemand ooit denken zou dat een stuk, waaraan zij met hun beiden geschilderd hebben, niet door één en denzelfden kunstenaar gemaakt is. Die ‘broederschap der penseelen’ - zooals we het zouden kunnen noemen - deed hun den roem van een Claude Lorrain evenaren.
Zoowel Jan als Andries Both behooren ontegenzeggelijk tot de grootste schilders, die er ooit geleefd hebben.
Zij bleven zelfs broeders tot in den dood en overleden in hetzelfde jaar. In 1650 waren Jan en Andries Both te Venetië. Eens keerden zij 's nachts, na afloop van een avondfeest, in een gondel terug naar het huis dat zij bewoonden, toen Andries in het kanaal viel en verdronk. Jan was ontroostbaar over het verlies van zijn broeder. Noch de roem, dien hij had ingeoogst, noch de vriendschap van de grootste meesters, kon hem in Italië houden. Hij keerde terug naar Utrecht en vond daar Cornelis Poelemburg, die zijn kameraad in de werkplaats van Abraham Bloemaert was geweest en evenals hij naar Italië gegaan was, en Van Berghem, die toen de beroemdste landschap- en dierenschilder van heel Holland was. Jan Both schilderde in hetzelfde genre als zijn vriend. Hij stierf te Utrecht, in het jaar 1650.