Op de bloemmarkt.
Was er nu maar een kunstvaardige hand in de nabijheid, die wij ijlings konden toewenken om, gewapend met palet en penseel, de kleuren en tinten van Klinkenbergs schilderij op onze plaat te komen leggen! Hoe typisch zou die bonte schakeering van trap- en puntgevels uit den bloeitijd der zestiende-en zeventiende-eeuwsche renaissance dan uitkomen tegen de heldere zomerlucht! Welk een stroom van licht en zonneschijn zou er golven over de brug en de kraampjes en het pleintje en de elkander verdringende marktbezoekers, of laat ons liever zeggen bezoeksters, want de guitig gemutste Haagsche dienstmeisjes, de met kroost beladen burgervrouwen en de Westlandsche boerinnen vormen de groote meerderheid van het publiek. Maar bovenal, denk u heel dit bewegelijk tooneel een oogenblik overgoten met de heerlijke verven van Klinkenbergs palet, - hoe groenen en blozen en schitteren dan de veelkleurige bloemsoorten, die hier in bevallige groepjes op het marktplein zijn gerangschikt! De geraniums en de fuchsia's en de maandroosjes en de duizendschoonen, al dat frissche, vriendelijke goedje, dat straks de ‘tuintjes’ achter de burgerhuizen zal opvroolijken, of met zorg en smaak te pronk gezet zal worden in de bloemenrekjes der achterbuurten, hoe zouden we er met genot het oog op laten rusten, wanneer onze plaat ze ons kon doen zien zooals ze zijn! Maar met wat goeden wil en verbeeldingskracht kunnen we ons toch wel eenigszins voorstellen, hoe die bloemenschat zich in al zijn kleuren en geuren voordoet, en hoe gemakkelijk men op zulk een markt van kijken tot koopen komt. Gelukkige koopsters! Bloemen zijn zulke lieve, bescheiden troosteressen voor menig troosteloos menschenleven. Wie weet of er hier op het marktplein niet menig roosje staat, dat straks het uitzicht van een ziekenkamer zal vervroolijken, of de droeve eenzaamheid van een arm naaistertje in haar schamel verblijf wat minder eenzaam maken zal. Bloemen zijn zulke lieve, bescheiden troosteressen - voor wie er
zich door weet te laten troosten.