Opgepast!
Wat zitten ze daar gezellig bijeen, de goede oude baas Jansen en zijne twee knappe dochters! Zoo stil, zoo rustig, zoo huiselijk, dat het volstrekt niet te verwonderen zou zijn als de lust bij u opkwam, om eens even een praatje te gaan maken en voor een uurtje een plaats in hun kring te vragen. Door het wijd openstaande venster voert de malsche zomerwind, die over het groen en de bloemen van den tuin strijkt, een stroom van heerlijke frissche lucht en verkwikkende geuren naar binnen. Tusschen het gebladerte van den breedgetakten lindeboom voor het huis jubelen de vogels hun avondlied, en in de verte roept het vriendelijk kleppende torenklokje der dorpskerk het landvolk huiswaarts, dat ginds op de velden en weiden druk bezig is met het binnenhalen van den oogst. Van dat alles hooren baas Jansen en zijne dochters hier den zwakken nagalm, die hun stille rust des te rustiger maakt.
Nu, zij hebben, alle drie, zoo'n stil en vreedzaam uurtje wel verdiend! Het is ‘Feierabend’, zooals de Duitschers zeggen; het dagwerk is afgeloopen, en zij mogen er waarlijk nu wel eens hun gemak van nemen. Vader is reeds van den vroegen morgen ijverig aan den arbeid geweest in zijne wagenmakerij, waar tegenwoordig heel wat omgaat, nu er voertuigen te kort, komen om het ingezamelde graan en hooi naar huis te brengen. Jansen is nog wel bijzonder kras voor zijne jaren, maar als de klok zeven slaat, is hij toch blijde, dat hij eindelijk eens tot zitten kan komen. Dan steekt hij een versche pijp op, drinkt zijn glas bier of zijn kop koffie; en als dan zijne dochters, die den geheelen dag druk in de weer zijn geweest met de huishouding en het naaiwerk, gezellig bij hem komen zitten, om mee uit te rusten, kijk, dan is baas Jansen den koning te rijk. Er wordt wat gepraat over koetjes en kalfjes, wat geschertst, soms wat gezongen, en ook wel eens een spelletje dam gedaan. Maar dan is oppassen de boodschap voor de meisjes, want vader moge een knap wagenmaker wezen, op het dambord is hij ook lang niet van gisteren! Als het spel op zijn eind loopt en er nog maar een schijf of zes op het bord staan, weet hij soms door een handigen zet zijne tegenpartij letterlijk wanhopig te maken. Maar tevens klinkt zijn ‘opgepast!’ dan zoo schalks, zoo goedig plagend, dat de wanhopige toch nog lachen moet op den koop toe.
Konden we maar meedoen! Doch daarom wenschen we den baas en zijne lieve meisjes niet minder hartelijk een aangenamen avond verder.