Dr. Campbell.
In de laatste, vochtig kille dagen van ‘Lentemaand’ dezes jaars kwam uit Den Haag het
in den ‘effectenhoek’ te johannesburg. (Zie blz. 170.)
zorgwekkend bericht, dat de heer Dr. M.F.A.G. Campbell, bibliothecaris der Koninklijke bibliotheek, sedert eenigen tijd ernstig ongesteld was.
Wegens den hoogen leeftijd van den achtenswaardigen geleerde durfde men zich ternauwernood met de hoop op zijn herstel vleien, en de achtereenvolgens ontvangen tijdingen deden die zwakke hoop dan ook allengs meer en meer verflauwen. De krachten van den 70-jarigen lijder namen voortdurend af, en in den ochtend van Woensdag 2 April jl. verspreidde zich de niet onverwachte, maar daarom niet minder droeve mare, dat de Haagsche bibliothecaris dien afgeloopen nacht overleden was. De ‘Huisvriend’ brengt gaarne mede hulde aan dezen uitnemenden bevorderaar van studie en wetenschap, door aan zijn portret een plaats in te ruimen en het met een kort woord van herinnering te begeleiden.
De heer M.F.A.G. Campbell, den 15den October 1819 te Kampen geboren, ontving reeds in den loop van het jaar 1838 zijne aanstelling als geëmployeerde aan de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage, een niet alledaagsche onderscheiding voor een 19-jarig jongeling. Reeds negen jaar later, in 1847, vinden wij hem geplaatst als onderbibliothecaris, welke gewichtige betrekking hij tot algemeene tevredenheid een en twintig jaar lang bleef waarnemen. Toen werd hij tot de hoogste functie op zijn arbeidsveld geroepen. In 1868 toch volgde hij zijn schoonbroeder, wijlen den heer J.W. Holtrop, als bibliothecaris op, en in die hoedanigheid verving hij hem tevens ook als bestuurder van het Haagsche Museum ‘Meermano-Westreenium’.
Ondanks de velerlei bezwaren van zijn eigenaardigen en veelomvattenden werkkring, was en bleef Dr. Campbell in zijne betrekking steeds een vertrouwbare en nimmer falende vraagbaak voor allen, die zijne voorlichting kwamen inroepen. Binnenen buitenlandsche schrijvers, die zich tot hem wendden om raad, hulp of terechtwijzing bij hunne bronnenstudiën, klopten nooit tevergeefs bij hem aan; en voortdurend was hij er op bedacht om de door hem beheerde instelling in steeds toenemende mate aan hare bestemming te doen beantwoorden.
Maar ook het groote publiek had herhaaldelijk gelegenheid om de vele verdiensten van Dr. Campbell op het gebied van letterkunde en geschiedenis dankbaar te leeren waardeeren. Reeds in de werken van de in 1844 opgerichte ‘Vereeniging ter bevor-