Echos uit de modewereld,
door Coquette.
Uit vroegere tijden dagteekent de gewoonte, zich met Paschen in lentedos te steken. In weerwil van het verschil van datum, waarop deze dag naar willekeur valt, was dit feest het sein voor de verschijning der voorjaarsmode. In sommige provinciestadjes is men hieraan getrouw gebleven, maar in Parijs en andere groote steden, laat men zich voortaan hierin regeeren door het gezond verstand, met het oog op de grillen en het toeval van het seizoen.
Bij den eersten, warmen dag, al is het primo Maart, ziet men reeds enkele primula's onder de dames in lichte kostuums op straat verschijnen, meestal gedekt door een donker paletot of jaquet van fluweel, echter meer aangetrokken om het oogenstreelend contrast, dan wel om eenig andere reden. Men moet toegeven dat een grijze, beige, of anders gekleurde lichte rok, keurig uitkomt onder een bruin of zwart fluweel jaquet; en tot laat in het najaar zag men nog jonge dames, die hiervan maar geen afscheid konden nemen. Nu - vrijheid, blijheid, en ‘tout va bien aux belles’, en is men ook, wat het laatste betreft, wat minder bedeeld, zoo maakt een smaakvol toilet veel goed.
De naaisters en modemagazijnen krijgen het nu druk, en wie het ook druk krijgen, dat zijn de wasch-, verf- en uitstoomfabrieken. Niettegenstaande de gedrukte aanmaningen, in den winter aan de cliëntèle rondgestuurd, om toch vooral gebruik te maken van den slappen tijd om kostuums etc. onder hun bewerking te stellen, hebben echter velen hieraan geen gehoor gegeven, en gewacht tot de lente, en zoo worden die inrichtingen weer in den druksten tijd overvallen, bestormd en belegerd, en moeten de dwaze maagden, weken lang op haar goederen wachten, terwijl de wijzen bij tijds voor haar stoffelijke tabernakels zorgden, en die derhalve kunnen omhangen met de meest lenteachtige nuances. Menige dochter Eva's, tot wanhoop gedreven, door het lang en hoopvol staren naar den kant van Almelo, neemt, ten einde raad, haar toevlucht tot winkels en tailleuses. Voor haar die zelf benijdbaar handig kunnen omgaan met naald en schaar, is de mode van de rokken niet moeielijk, en bieden slechts de lijven eenige complicaties. De rokken zijn veelal glad van voren, soms van boven over de heupen met eenige plooien weggetrokken, ook heeft het garneeren met galon niet veel zwarigheden in, maar mouwen en lijven vergen tegenwoordig een meesterhand, indien zij aan de eischen willen beantwoorden. Daar heeft men bijv. de ‘manche Valois’ als laatste creatie, het plastron Renaissance, alsof het zoo maar niets is. Men mag van de schoonheid der ‘manche Valois’ denken wat men wil, doch indien men geen zeer luchtige, doorschijnende stof heeft, zoo zal deze mouw, die lang op de hand moet vallen, aan zomertoiletten veel te warm zijn.
Geruite stoffen beginnen weer meer in den smaak te komen, ook heeft men veel cachemire en foulards met nopjes, bouquetten of doorloopende figuren. De meest contrasteerende kleuren worden bij elkander gedragen, groen en zwart, grijs en violet, rose en groen, alle nuances, die men vroeger zorgvuldig vermeed, worden thans harmonisch saamgepaard.
De voorjaarsjaquetten zijn vrij eenvoudig, kort of lang, glad of met gitten, en galon; de vorm is los van voren, met revers van fluweel of zijde, ook voor de opslagen der mouwen.
Korte visites draagt men in alle kleuren: blauw, brons, donkerrood, violet, van peluche of fluweel of fantasiestof.
De ronde hoeden zijn van luchtig stroo met bloemen of veeren gegarneerd, kapothoedjes met bouquetjes, viooltjes of primula's en lelietjes, in afwachting dat onze hoofddeksels de verdere ontluiking der Flora zullen kunnen volgen.
Enfin, men maakt genoeg werk van ons toilet. Tegen het voorjaar werd zelfs te Londen een druk bezochte vergadering gehouden van de Vereeniging tot verbetering der Vrouwenkleeding, waarbij vele geneesheeren tegenwoordig waren. Het is niet genoeg onze schoonheid te verhoogen door de kleeding, men moet die trachten in stand te houden, doch ongelukkig gaan Modeleer en Hygiène niet altijd hand aan hand. Dr. Wilberforce Smith hield een interessante lezing over de menschelijke ademhalingswerktuigen, opgehelderd door platen en aanwijzingen. Volgens hem, droeg de mode meer schuld dan wij wel gissen konden, aan vele der thans heerschende vrouwenziekten; de corsetten beëngen de borstkas, drukken de maag en het onderlijf en belemmeren het gezonde, diepe ademhalen, zoo noodig om onze longen normaal te houden. Chronische krankheden ontstaan niet in eens, maar door honderdvoudige, kleine vergrijpen