Een ‘joyeuse sortie’.
Koningen en vorsten vieren hun ‘joyeuse entrée’, als zij bij de aanvaarding van kroon en scepter hunne hoofdstad binnentrekken en door de bevolking, wier hart vervuld is met hooggestemde verwachtingen, vol geestdrift worden toegejuicht. Dan genieten zulke nieuw optredende heerschers vaak de schoonste oogenblikken huns levens. Maar een ‘joyeuse sortie’, een heengaan onder de juichkreten van dankbare bewonderaars, is van even groote, misschien van nog hooger waarde, wijl zoovelen, wien bij hun komst een salvo van ‘Hosanna's!’ te gemoet klonk, bij hun aftreden door het dreigend weergalmende ‘kruist hem!’ achtervolgd werden. Een vroolijk uitgeleide, een zegenend vaarwel, zooals Prins Bismarck van de zijde der Berlijners bij zijn vertrek uit de Duitsche hoofdstad te beurt viel, behoort tot de hooge, benijdenswaardige uitzonderingen. Gelukkig de Staatsman, achter wien zoo de weg door het openbare leven wordt afgesloten!
Prins Bismarck nam afscheid van Keizer Wilhelm II in het keizerlijk paleis op Woensdag 26 Maart jl.; het onderhoud duurde ongeveer vijf kwartier. Dichte volksmenigten waren in de straten opeengehoopt, langs den geheelen weg van af zijne woning, het Radziwillpaleis in de Wilhelmsstraat, om den grooten ex-Minister te zien voorbijgaan. Zoowel bij zijn vertrek als bij zijn terugkeer maakte men hem tot het voorwerp van een bezielde volksdemonstratie, zoodat de bereden politie-agenten, die zijn rijtuig begeleidden, de grootste moeite hadden om er een doortocht voor vrij te houden tusschen de dringende en jubelende menschenmassa. Tal van prachtige bloemruikers werden in het rijtuig geworpen, terwijl uit het gewuif met hoeden en zakdoeken duidelijk genoeg bleek, dat Bismarck, hoewel hij niet langer zijn post bekleedde, nog altijd zijne plaats zal blijven behouden in de harten en gevoelens des volks. Hij droeg zijne kurassiers-uniform, met de sjerp van den Zwarten Adelaar; en toen hij het keizerlijk paleis uit kwam, hield hij in de rechterhand een bouquet, die hem waarschijnlijk door de keizerin was aangeboden. Ondertusschen waren de volksdrommen tot zulk een omvang aangegroeid, dat zijn rijtuig slechts stapvoets vooruit kon komen. Door het aan alle kanten heerschende rumoer schichtig geworden, sprong een der paarden over de strengen heen, zoodat de ex-kanselier van het Duitsche Rijk zich genoodzaakt zag uit te stappen totdat het ongeval weer verholpen was, waarbij hij met minzame volharding een weigerend antwoord bleef geven op het aanbod zijner bewonderaars om de paarden af te spannen en zijn rijtuig voort te trekken. Op zijn terugweg hield Bismarck stil voor het zoogenaamde ‘Nederlandsche paleis’, om daar een afscheidsbezoek te brengen aan den Groothertog van Baden; en vervolgens reed hij huiswaarts, omstuwd door eene onafzienbare menigte, die blijkbaar weemoedig gestemd werd door de beteekenis van dit oogenblik.
Op Zaterdag 29 Maart vertrok Prins Bismarck voor goed uit de stad Berlijn, die hij in langen tijd niet weer denkt te bezoeken, tenzij hij opnieuw geroepen mocht worden om er een ambt te komen bekleeden. Hij had afscheidsbezoeken gebracht aan al de koninklijke Pruisische Prinsen en - ook aan het graf van zijn grooten ouden meester, Keizer Wilhelm I, in het koninklijk Mausoleum te Charlottenburg, waar hij geheel alleen binnentrad, rozen op de kist legde, nederknielde en een stil gebed deed. Den volgenden dag verliet hij, terwijl hij nog altijd zijne militaire uniform droeg, met zijn zoon Graaf Herbert Bismarck aan zijne zijde, en in een ander rijtuig gevolgd door Prinses Bismarck met hun anderen zoon en hunne dochter, zijne woning in de stad, en begaf hij zich naar het Lehrter spoorwegstation, begeleid door een eerewacht: een te voet gaand eskadron van de kurassiers der koninklijke garde. Aan het station werd hij opgewacht door 's Keizers aides-de-camp en stalmeesters, die een prachtigen bloemkrans droegen. Al de Ministers en de buitenlandsche gezanten en het meerendeel der hoogste Hof- en Staatsambtenaren, vergezeld door de leden van den Berlijnschen gemeenteraad, waren hier aanwezig, om hem een woord van vaarwel toe te roepen. De straten waren weder opgepropt vol met burgers uit de aanzienlijkste standen, die Bismarck's rijtuig omstuwden, waarbij zij op allerlei wijzen lucht gaven aan hunne gevoelens van persoonlijke hoogachting, bewondering en dankbare gehechtheid, een regen van bloemen op hem deden nederdalen, en door een schier eindeloos gewuif en gewenk hunne hartelijke genegenheid aan den dag poogden te leggen. Toen hij het spoorwegstation was binnengetreden, gaven zij hun gemoed lucht door het zingen van vaderlandsche liederen; de ‘Wacht am Rhein’ en ‘Deutschland über Alles!’ werden door vele honderden mannenstemmen aangeheven. Na uit het portierraampje der spoorweg-coupé nog met tal van vrienden een handdruk
gewisseld en herhaaldelijk aan zijne hier bijeengekomen medeburgers zijn dank betuigd te hebben, zette de groote Staatsman zich eindelijk neer op zijne plaats in den spoortrein, die daarop heenreed, onder de opwekkende tonen der fanfares van de kurassiers-kapel, om hem naar zijn buitenverblijf Friedrichsruh over te brengen. Daar wenschte hij, als ambteloos burger, den 1sten April zijn verjaardag te vieren.
Volgens den Berlijnschen berichtgever van een Russisch blad zou op de afscheids-audiëntie van Bismarck bij den Keizer ook het weigeren van den Hertogstitel ter sprake gekomen zijn.
‘Dat zal ik niet dulden,’ sprak de Keizer; ‘een titel afwijzen, die ik wil dat u eeren zal, is mij beleedigen. Ik wil u verheffen, niet vernederen!’
‘Ik ben Uwe Majesteit dankbaar voor hare goedgunstige bedoelingen; maar ik verzoek toch verlof