Het arbeidscongres.
Het behoort tot de zeer gunstige karaktertrekken van onzen tijd, dat men meer en meer de aandacht vestigt op den toestand der zoogenaamd ‘lagere’ volksklassen en op de middelen om haar lot te verbeteren. Wordt ieder weldenkend staatsburger daartoe reeds opgewekt door de zucht om zijne minder bevoorrechte natuurgenooten voort te helpen, - een helder inzicht in de samenstelling der maatschappij en de behoefte harer ontwikkeling werkt krachtig mede, om de belangstelling in dat onderwerp te verhoogen. In alle landen toch, ook de meest beschaafde en welvarende, bestaat verreweg het grootste gedeelte der bevolking uit dezulken, die met handenarbeid hun brood verdienen en van hun dagloon leven moeten. Tengevolge hunner inspanning wordt de maatschappij voortdurend voorzien van alle stoffelijke voorwerpen, die zij noodig heeft, van levensmiddelen, kleederen, woningen, huisraad, artikelen van gemak en weelde, enz. Door al datgene te verrichten wat vermoeiend en tijdroovend is, stellen zij de meer gegoede standen in de gelegenheid om zich te wijden aan de beschaving en veredeling van hunnen geest, aan de opsporing der waarheid en het verspreiden van kennis, aan het handhaven van recht en orde in den Staat, en het stichten van al wat dienen kan om het algemeen welzijn te bevorderen. Zij vormen als het ware de onderste en breedste lagen, den grondslag der maatschappij, zooals Domela Nieuwenhuis c.s. met volkomen recht en volkomen juistheid beweren kunnen; maar het kan die maatschappij alleen dàn goed gaan, wanneer bij de arbeiders gezondheid en degelijkheid, een krachtige arm en een helder hoofd, energie en gezond verstand worden aangetroffen. Al wordt er door de hoogere standen nog zooveel rijkdom en weelde ten toon gespreid, de maatschappij mag nog niet op welvaart bogen, zoolang die niet tot de lagere standen is doorgedrongen.
En in dit opzicht is het overal - in nagenoeg alle landen en gewesten van Europa - nog bitter slecht gesteld. De toestand der arbeidende volksklassen laat nog zeer, zeer veel te wenschen. De meeste werklieden moeten reeds tevreden zijn, wanneer zij, door van den vroegen morgen tot den laten avond te arbeiden, zooveel verdienen, dat zij hun gezin van het allernoodigste kunnen voorzien. Aan vrouw en kinderen gemak en genoegen te bezorgen, daaraan is in den regel niet te denken, veel minder om zooveel van het dagloon over te leggen, als noodig zou zijn om de tijden van ziekte of den onvermijdelijken ouden dag onbezorgd tegemoet te kunnen gaan. En die toestand schijnt eer erger dan beter te worden. De vreeselijke kwaal der ‘overproductie’ grijpt in de laatste jaren hoe langer hoe meer om zich heen; de arbeidsmarkt wordt overvoerd met werkkrachten, en al zijn het, om een oud spreekwoord te bezigen, ook hier niet allen koks, die lange messen dragen, zij bevestigen toch, helaas! maar al te zeer de waarheid van het andere spreekwoord: dat veel varkens de spoeling dun maken.
Wat is er te doen, om den verderen achteruitgang der arbeidende klassen te voorkomen, om haar in welvaart en daardoor in zedelijkheid en beschaving te doen vorderen? Er zijn natuurlijk maar twee wegen, langs welke dat doel bereikt kan worden. Het loon moet hooger worden, of er moeten middelen gevonden worden om van het loon meer partij te trekken. Nu is het een waarheid, die bij den eersten oogopslag zeer vreemd klinkt, maar die toch meer en meer door de ondervinding bevestigd en algemeen erkend wordt, dat het hoofdzakelijk van de werklieden zelven afhangt om die wegen in te slaan, en dat geen macht ter wereld, geen regeeringsdwang hoe krachtig ook, geen liefdadigheid hoe groot en onvermoeid ook, in staat is om hun toestand op den duur te verbeteren, zoolang zij zelven de handen niet aan het werk slaan.
Doch dan moeten zij niet beginnen met de handen er àf te trekken, door het werk te staken. Tegen dit maatschappelijk Holloway-geneesmiddel van onzen tijd kan niet krachtig en niet ernstig genoeg gewaarschuwd worden. Maar evenzeer kan er niet te nadrukkelijk aangedrongen worden op de wegneming van al die wanverhoudingen en onrechtvaardige