Grappige vertelsels.
‘Monsieur le marquis’ is op reis geweest, en naar den trant der menschen, die verre reizen gedaan hebben, heeft hij heel wat verhalen in zijn marsch. En al klinken zijne avonturen en ontmoetingen nu ook niet zoo verbazingwekkend als die van den klassieken ‘heer Jurriaan,’ - hij kan nu toch óók over vreemde landen en volken meepraten, zoo goed als de beste. Al wie in 's mans omgeving maar tijd en lust tot luisteren heeft, vergast hij onmiddellijk op een uitvoerig relaas zijner wederwaardigheden. Zeer welkom is hem dan ook het bezoek der vier gravinnetjes, vicomtesjes, freuletjes, - wat zijn het? - die hij in zijn tuin ontvangt en in wie hij al dadelijk een belangstellend en geduldig auditorium begroet.
Nu, daarin heeft hij zich niet vergist; trouwens, de dames zijn opzettelijk gekomen met het doel om zich te vergewissen van zijn welstand na afloop zijner reis, en dus kan de markies terstond met de deur in huis vallen. Onderhoudend verteller als hij is, hangen de meisjes letterlijk aan zijne lippen, en niet licht zal hij ergens een dankbaarder en - goedgelooviger gehoor vinden. Want de markies is een guit, die op zijn ouden dag zulke mooie, lieve gezichtjes nog graag eens ziet lachen; en al de ‘mopjes’, waarmee hij daartoe zijn reisverhaal opsiert en sommige onverklaarbare toestanden wat aannemelijker tracht te maken, worden door de bezoeksters grifweg voor goede munt aangenomen. De oude schalk is voortaan in hare oogen getooid met een stralenkrans, die den roem van een Columbus of een Stanley evenaart en hem door een onbereisd man niet licht zal ontroofd worden.