De Huisvriend. Jaargang 1890
(1890)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTransvalers en Engelschen in SwazilandOm het eigenaardig karakter der op onze plaat voorgestelde groep goed te begrijpen, moeten wij in gedachten een negental jaren teruggaan: naar den laatsten, beslissenden dag van den Vrijheidsoorlog der Transvalers tegen de Engelsche overheersching. Het was Zondag 27 Februari 1881. De Boeren, onder aanvoering van Paul Kruger, den ‘vechtgeneraal’ Nicolaas Smit en den niet minder dapperen generaal Joubert, hadden in het laatst van Januari en het begin van Februari schitterende overwinningen op de ‘roodbaaitjes’ behaald bij den Drakenberg, den Langnek en de Ingogo-rivier. Onder den indruk daarvan werden er weer onderhandelingen gevoerd tusschen generaal Colley, opperbevelhebber der Engelsche troepen, en Paul Kruger, die echter niet binnen de hem door Colley gestelde 48 uren antwoorden kon, daar hij zich op reis bevond. In dien tusschentijd besloot Colley zijn slag te slaan. De Boeren waren, onder bevel van generaal Joubert, aan den voet van den Amajuba-berg gelegerd; op den top van dien berg, den sedert beroemd geworden ‘Spitskop’, had Colley een begeerig oog geslagen: kon hij dien bemachtigen en houden, dan lag Jouberts kamp zoowel figuurlijk als letterlijk aan zijne voeten en was zijn eigen roem als strategist en onverschrokken krijgsman gehandhaafd. Begunstigd door de nachtelijke duisternis, en zoo stil mogelijk, bracht de Engelsche opperbevelhebber met 700 man troepen dit plan ten uitvoer: de Spitskop werd bezet en 's Zondagsmorgens in de vroegte het vuur op de voorposten der Boeren geopend. ‘Waarom is die Kop niet dag en nacht bezet gebleven? Waarom heeft de Generaal op 't woord van een Engelschman vertrouwd? Waarom is onze positie, juist van dien kant, niet beter beschermd geworden?’ Zweefden deze vragen op de lippen der verraste Boeren, dan was het slechts voor een oogenblik. Het was geen tijd om te praten; er moest snel gehandeld worden. ‘Daar zijn de Engelschen op den Kop!’ luidde Jouberts bevel tot een handvol Boeren in zijne nabijheid; ‘en jullie moet hen daar gaan afhalen!’ Daar de andere posities niet verzwakt mochten worden, was er slechts 150 man voor de schijnbaar onuitvoerbare taak beschikbaar; doch deze maakten zich oogenblikkelijk gereed om de Engelschen uit hunne stelling op den Spitskop te verdrijven. Drie mannen uit hun midden: Joachim Ferreira, D. Malan en den veldkornet Stefanus Roos, tot officieren kiezende, om den aanval te besturen, wierpen zij zich op hunne paarden en stormden zij op den Amajuba los. Een kloof bereikt hebbende, waar zij tegen het vuur des vijands beveiligd waren, hielden zij een oogenblik halt, om water te drinken en de paarden in veiligheid te brengen. Nu verdeelde de kleine macht zich in drie partijen, ieder onder haar eigen aanvoerder, en werd, onder het onafgebroken vuur der Engelschen, de steile bergtop van drie zijden tegelijk beklommen. Met bovenmenschelijke inspanning, en altijd op den vijand vurende, werd eindelijk, tegen één uur, de top bereikt, waar de Engelsche soldaten hen afwachtten met gevelde bajonet en een moorddadig vuur op hen openden. Vastberaden drongen de Boeren echter voorwaarts, en daar ieder hunner schoten doel trof, begonnen de Engelschen te wijken. Nog tien minuten van moorddadig gevecht, van heldhaftigen strijd en moedigen kamp, en.... terwijl de laatste afdeeling Boeren over den rotsigen rand het plateau bereikte, sloegen de Engelschen op de vlucht. ‘Het was een “sauve qui peut”: Hooglanders, oorlogsmatrozen en infanterie, manschappen en officieren, allen door elkander, over den sterken rotsigen bergrand en in diepe kloven een goed heenkomen zoekende, maar bij tientallen neergeveld door de juiste schoten der Boeren, die nu meester van het terrein waren. Om den vluchtenden soldaten den pas af te snijden, en te beletten dat de compagniën, die Colley aan den voet van den berg had achtergelaten, dien van de andere zijde zouden bestormen, liet Joubert, door Malan van een en ander haastig ingelicht, een commando Boeren post vatten tusschen den Amajuba en het Britsche legerkamp. Doch nu maakte een dikke nevel een einde aan het gevecht.... De zege was andermaal, en nu voor goed, door de Boeren behaald. Op Majuba's kruin lagen de dooden en doodelijk gewonden, officieren en soldaten, in grooten getale. En in hun midden: Colley zelf, door een kogel in het voorhoofd getroffen. Toen het vernomen werd, dat de Engelsche generaal zich onder de gesneuvelden bevond, werd het hart der moedige verwinnaars van den Spitskop bijna pijnlijk aangedaan. Met ontblooten hoofde, rondom zijn lijk staande, werd er “geen woord van zelfverheffing gesproken”, en op de eerste aanvraag werd het stoffelijk overschot met alle eer overgegeven. Het verlies der Engelschen bedroeg 4 officieren en 86 man gesneuvelden, en 8 officieren en 125 minderen gewond. Zes officieren, waaronder één luitenant-kolonel, en 51 man waren door de Boeren gevangen genomen, en vele wapenen en ammunitie buitgemaakt. Het verlies der Boeren daarentegen bedroeg slechts één man en zes gekwetsten, van welke één kort na den slag aan zijne wonden overleed. Eerbiedig werd de behaalde zege aan het bestuur Gods toegeschreven. De Republiek was vrijgevochten’.Ga naar voetnoot1) Zoo was de afloop van dien onvergetelijken 27sten Februari 1881. En op onze plaat worden we nu, negen jaar later, verplaatst naar Swaziland, een aan den Transvaal palend gewest. De leden der grenscommissie, benoemd | |
[pagina 117]
| |
door het Britsche Gouvernement en door de Regeering van den Transvaal of ‘de Zuid-Afrikaansche Republiek’, om het grondgebied der Szwasi's te bezoeken en een onderzoek in te stellen naar de beste wijze tot regeling der wederzijdsche belangen, doen eendrachtig en vriendschappelijk een rondreis door dat land. De Commissie bestaat uit: Colonel Sir Francis De Winton, vertegenwoordiger van Hare Majesteit de Koningin van Engeland, Generaal Joubert, thans Vice-President der Zuid-Afrikaansche Republiek, en den Vechtgeneraal Nicolaas Smit (‘een voornaam legerhoofd der Boeren’, zooals wij hem, negen jaar na den Spitskop, met groote onpartijdigheid in een Engelsch blad genoemd vinden), met hunne adjunctsecretarissen en wederzijdsche rechtsgeleerde adviseurs. Op de plek waar wij de heeren bijeen vinden, hebben zij een poosje van de vermoeienissen hunner reis uitgerust en eenige ververschingen gebruikt. Onder het praten is men op den inval gekomen, voor aardigheid eens een schietwedstrijd te houden, waarbij een ledige wijnflesch, op een mierenhoop geplaatst, als schijf zou dienst doen. Beurtelings beproefden zij nu hunne bedrevenheid in dezen wedstrijd met het geweer; of er echter op een-, twee- of driehonderd passen geschoten werd, wist de berichtgever van het Engelsche blad niet te zeggen. Maar des te beter wist hij te vertellen, dat generaal Joubert en generaal Smit, ‘die als goede schutters onder de Boeren bekend staan en eene nationale reputatie genieten als geoefende mikkers’, - adres aan Langnek, Amajuba en den Spitskop, zouden wij er kunnen bijvoegen, - tot tweemaal toe de ledige flesch misten. Maar Sir Francis De Winton, die platuit op den grond was gaan liggen, deed reeds met zijn eerste schot de flesch aan scherven uiteenvliegen. Smit en Joubert zullen, evenals wij, bij dat schot van den Engelschman nog wel eens aan den Spitskop gedacht hebben. Welk een verschil tusschen toen en nu! Dáár moest ieder schot onverbiddelijk raak zijn; hier verbood niets hun, den overwonnen vijand een kiesche beleefdheid te bewijzen. Of zou Sir Winton werkelijk geloofd hebben, dat Generaal Smit zelfs op driehonderd pas een ledige flesch niet van een mierenhoop af kan blazen? Ons kan da nie denk nie! |
|