Echos uit de modewereld,
door Coquette.
‘De mode is dit jaar grilliger dan ooit,’ wordt ons uit Parijs gemeld en met echt Hollandsche verontwaardiging, roepen wij uit: ‘Lieve deugd, waar moet het naar toe?’ De drie toiletjes, die wij hier te zien geven, zijn te duidelijk, dan dat ze veel uitlegging behoeven. Dat aan den rechterkant is gemaakt van gebloemd fransch popeline, een stof, die hoe langer hoe meer in den smaak komt. Deze japon zou heel mooi zijn in 't grijs met staal- of zilveragrement; voor jonge meisjes zou men niets lievers weten te bedenken dan een avondjaponnetje van rose popeline met crême entre-deux afgezet; voor heel gekleed met kanten mouwen.
De japon in 't midden van onze plaat, is van laken, de kleur is ‘mastic’ (een donker geel naar 't bruin zweemende) het is geheel en: ‘cuirasse’ gemaakt, zonder naden; de sluiting is onder den arm en op den schouder; de mouwen zijn van ‘vert russe’, of kunnen ook van donkerder fluweel genomen worden; de rok bestaat, zooals trouwens de meeste rokken nu - van achteren uit breede platte plooien, die als een waaier uitloopen. De mouwen zijn meest wijd van boven, nauw van onderen en worden daar aan den binnenkant met 9 kleine knoopjes dichtgemaakt.
't Derde toilet eindelijk bestaat uit een eenvoudigen rok, van onderen belegd met zwart passementerie of borduursel, dat men echter ook gekleurd kan nemen; 't lijf is glad met een vestje van 't borduursel. Er hoort een fluweel of pluche manteltje op met astrakan mouwen.
Men zou 't borduursel onder aan den rok ook door een breeden rand astrakan kunnen vervangen.
De rokken worden nu weer iets wijder gedragen met golvende plooien op de heupen, de lijven daarentegen zijn nauwsluitender dan ooit. Soutache is nog steeds in de mode en wordt met kwistige hand aangebracht.
Voor de beste japonnen neemt men veel borduursel van gouddraad; iets nieuws is ‘Broderie Buffalo Bill’, dat uit leêren bloemen en dito franje bestaat; de bloemen zijn òf uitgeslagen òf omgefestonneerd òf geborduurd òf bewerkt met goud en zilverdraad.
De kleur is wit of licht geel. Men neemt er een rand van op den rok, een vestje in lijf en manchetten.
Nu 't voorjaar aankomt en de vogeltjes hun nestjes bouwen, denken wij menschenkinderen er ook aan, dat 't wel eens aardig is een ‘eigen nestje’ te hebben en menig geëngageerd paartje heeft trouwplannen.
Terwijl hij ‘'t hoofd vol ernst en wijsheid’ heeft (om eens met ten Kate te spreken) zweven haar allerlei wolken van zijde en tulle voor den geest, - helder wit gelijk wolken bij gunstig weer.
De sombere, - de donkere - die toch vaak den huwelijkshemel verduisteren, zijn nog niet te bespeuren, 't allerminst door haar oog. Neen, zij denkt 't meest aan - - - - - - - 't bruidskleed, en ik zie in gedachte menig lezeresje van de ‘Huisvriend’ blozen, terwijl ze deze regelen doorloopt.
En nu 't hooge woord er uit is, zullen wij een oogenblik bij dit gewichtigste aller gewichtige kledingstukken stilstaan.
Men neemt nu weer trouwjaponnen in den vorm van eene ‘robe princesse’, heel aansluitend en eenvoudig. Van achteren met drie plooien vanaf de taille, die den sleep vormen. Van voren met ontelbare knoopjes dichtgemaakt en aan beide zijden een dikke