Het electrisch licht en de kleuren.
Het toenemend gebruik van electrisch licht zal velerlei verrassende uitkomsten, met name voor de schouwburgen en andere dergelijke inrichtingen ten gevolge hebben, en ook, wanneer het in balzalen wordt toegepast, eene zorgvuldige keuze van kleuren voor de dameswereld volstrekt noodzakelijk maken. De waarnemingen die men in dit opzicht gedaan heeft, zullen hier in 't kort vermeld worden.
De gelijkenis van het electrisch licht met het - betrekkelijk witte - maanlicht, of eigenlijk het overheerschen van de violette stralen in het electrisch licht, heeft ten gevolge dat alle lichte en koude kleuren - lichtgeel, lichtgroen, lichtblauw, wit enz. - in hunne uitwerking buitengewoon versterkt worden, maar daarentegen alle donkere en warme kleurschakeeringen er onder lijden. Intusschen, niet alleen de kleuren, maar ook de oppervlakkige gesteldheid der verlichte voorwerpen is van wezenlijken invloed op hun voorkomen, dewijl zijden, fluweelen en wollen stoffen van een en dezelfde kleur onder electrische verlichting geheel verschillende indrukken teweegbrengen, de lichtkleurige fluweelen en zijden stoffen er echter toch in den regel bij winnen, terwijl bruinroode, donkerblauwe en olijfgroene stoffen even geregeld in hunne werking verkort worden. De werking van zilver, paarlen en diamanten wordt door electrisch licht verhoogd, terwijl goud, robijnen en granaten al naar mate ze donkerder zijn in tint verliezen.
Gelijksoortige als de hier medegedeelde verschijnselen zijn bij de tot dusver gedane pogingen, om het electrisch licht in schouwburgen toe te passen, waargenomen geworden. Witte costumes maken een indruk van doorzichtigheid; lagen blanketsel op de gezichten verdeelen zich volgens de verschillende kleuren; scherp belijnde gelaatstrekken komen forsch uit, en bij de slagschaduwen ontbreekt de zoogenaamde halve schaduw; alleen de zoogenaamde kernschaduw wordt voortgebracht. Levendige bewegingen en gebaren der acteerenden, die met het halfdonker der gasverlichting volkomen in overeenstemming waren, moeten, om het gevaar te ontgaan van door de electrische verlichting tot in het bespottelijke verscherpt te worden, eene belangrijke tempering ondergaan. Voegt men hier nog bij, dat tot dusver het voor de schouwburgen zoo hoogst gewichtige vraagstuk om bij electrisch licht naar verkiezing verschillende graden van helderheid voort te brengen, nog niet opgelost is, dan bemerkt men, dat er tot op het tijdstip, waarop het electrisch licht voor tentoonstellingen en schouwburgen goed bruikbaar geworden zal zijn, nog heel wat bezwaren uit den weg geruimd moeten worden.
De moeielijkheden, die uit de veranderende werking van het electrisch licht op kleuren enz. voortspruiten, zal men door de aanwending van gekleurde middenstoffen (in plaats van de tegenwoordige ongekleurde glazen ballons), die de koude stralen opslorpen, meester moeten worden. Het probleem van de wijziging der lichtsterkte overeenkomstig de behoeften der voorstellingen, moet in een Londenschen schouwburg reeds daardoor opgelost zijn, dat men in de van koperdraad vervaardigde leiding een inrichting aanbrengt, die het mogelijk maakt, een zoogenaamden tegenhouder (in den vorm van een spiraal van ijzerdaad) snel uit of in te schakelen. Maar al had men in die beide opzichten reeds het doel bereikt, dan zouden er zich nog belangrijke quaestiën voordoen bij het decoratieschilderen en bij de inrichting der machineriën, die voor het veranderen der scènes gebezigd worden. Het tooneelperspectief zal in het vervolg aanmerkelijk veranderd moeten worden, daar het electrisch licht de decoratiën om zoo te zeggen dichter bij het oog brengt. De op de coulissen en het achterdoek geschilderde figuren en meubelen, die zich bij gaslicht bedriegelijk waar, natuurlijk en optisch onberispelijk voordoen, worden in het electrisch licht tot caricaturen, en nog meer is dit het geval met de door de zoogenaamde verzetstukken voortgebrachte tafreelen van plastischen aard, die volkomen vlak en plat schijnen.
Maar ook de geheele manier, waarop de tooneeldecoratiën tot dusver meestal plachten bewerkt te worden, zal moeten veranderen wanneer het electrisch licht ‘op de planken’ burgerrecht wil verkrijgen. De grove lijnen en klodders, waarvan men zich nog bij het thans in zwang zijnde decoratief bedient, zullen door met groote fijnheid bewerkte en veredelde voorstellingen vervangen moeten worden, en de knaleffecten der decoratieve schilderkunst, die zich in de stralen der gezellige gasvlam zoo betooverend voordoen, zullen veroordeeld worden om uit de nabijheid der electrische straal voor altijd te verdwijnen.